Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/23098/GB, 17 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/23098/GB

          

Betreft [Klager]

Datum 17 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 juni 2021 klager opgeroepen om zich op 7 september 2021 te melden in de locatie Esserheem te Veenhuizen, voor het ondergaan van 28 dagen gevangenisstraf.

Klager heeft verzocht om uitstel van zijn melddatum. Verweerder heeft dat verzoek op 2 september 2021 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft extra tijd nodig om documenten (de beroepscommissie begrijpt: inzake zijn zieke moeder) bij elkaar te zoeken.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de inhoud van de bestreden beslissing d.d. 2 september 2021 en de e-mail d.d. 6 september 2021.
 

3. De beoordeling

De procedure voor zelfmelders is geregeld in hoofdstuk 2 van de Regeling tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen en hoofdstuk 2 van de Beleidsregel tenuitvoerlegging strafrechtelijke en administratiefrechtelijke beslissingen.

Klager wil graag uitstel van zijn melddatum, omdat het erg slecht met zijn moeder gaat en de kans groot is dat zij binnenkort zal overlijden. Klager heeft zich op 7 september 2021 gemeld bij de locatie Esserheem.

Uit de door klager overgelegde brief d.d. 1 september 2021 van zijn huisarts volgt dat er momenteel diverse zaken bij klager een rol spelen. In januari 2021 is zijn vader overleden en zelf kampt klager met een chronische ziekte, bestaande uit pijnen en algehele malaise. Het belangrijkste is thans dat zijn moeder ziek is, waarvoor zij bij een longarts loopt. Er is een sterke verdenking op een kwaadaardigheid, maar de diagnose (en prognose) is nog niet bekend. De diagnose zou ten tijde van het schrijven van de huisarts de week erop bekend worden. Door de plotselinge achteruitgang in de gezondheid van klagers moeder, is zij niet meer in staat voor zichzelf te zorgen. Zij is daardoor afhankelijk van haar zonen, waaronder klager. De huisarts geeft te kennen dat het voor klager niet haalbaar is om een detentie te ondergaan, nu zijn moeder mogelijk nog maar kort te leven heeft en hij deze tijd met haar wil doorbrengen.

Hoewel de beroepscommissie onderkent dat het voor klager aangrijpend is dat de gezondheid van zijn moeder plotseling achteruit is gegaan, kan de bestreden beslissing - bij afweging van alle in aanmerking komende belangen - niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie overweegt daartoe als volgt.

Uit de overgelegde brief van klagers huisarts begrijpt de beroepscommissie dat de diagnose bij klagers moeder inmiddels (en ook binnen de reactietermijn die aan partijen is gegeven om hun standpunten nader toe te lichten) zou moeten zijn vastgesteld. Het is de beroepscommissie echter niet bekend wat de huidige gezondheidssituatie is van klagers moeder en wat haar vooruitzichten zijn. Daarnaast is gebleken dat klager één of meerdere broers heeft. Nu de huisarts heeft aangegeven dat klagers moeder afhankelijk is van haar zonen, waaronder klager, gaat de beroepscommissie ervan uit dat ook deze broer(s) zorg kan of kunnen dragen voor hun moeder. Klagers moeder is dus niet enkel afhankelijk van klager. Tot slot is van belang dat klager een relatief korte detentie dient te ondergaan en dat bij een eventuele verslechtering van klagers moeder snel kan worden geanticipeerd, in die zin dat aan klager verlof zou kunnen worden verleend. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.
 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 17 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven