Nummer 21/21508/TB
Betreft [klager]
Datum 30 september 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klaagster)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 mei 2021 beslist klaagster over te plaatsen naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug.
Klagers raadsman, mr. C.E. Hok-A-Hin, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar opvolgend raadsman mr. A.J. Sprey, en […], namens verweerder, gehoord op de digitale zitting van 9 juli 2021. […] was als toehoorder aanwezig.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster is op geen enkele wijze op haar rechten/mogelijkheden gewezen om zich tegen de beslissing tot overplaatsing te verweren conform artikel 54, derde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gesteld (Bvt). Er kleeft dan ook een ernstig gebrek aan de beslissing waardoor deze beslissing in zijn geheel niet in stand kan blijven. Voorts dient klaagster op grond van artikel 93, tweede lid, onder a, van de Bvt te worden gehoord. Er is echter geen sprake geweest van een serieus hoorgesprek. Uit het hoorformulier volgt ook niet dat het de bedoeling is dat zij haar bezwaren rustig en uitgebreid toelicht. Immers, de daarvoor aangeboden ruimte is volstrekt onvoldoende. Klaagster stelt dan ook dat zij niet is gehoord. Ook om deze reden dient het beroep formeel gegrond te worden verklaard.
De beslissing is bovendien onvoldoende gemotiveerd en in dat kader onzorgvuldig tot stand gekomen. Uit de beslissing blijkt op geen enkele wijze welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de beslissing. Klaagster komt niet in aanmerking voor plaatsing op een afdeling met beveiligingsniveau vier en met een EVBG-status (Extreem Vlucht- en/of Beheers Gevaarlijk), nu zij geen EVBG-status heeft en deze ook niet is aangevraagd bij de commissie die hierover advies uitbrengt. Bovendien strookt deze status niet met het zorgplan dat op 5 maart 2021 is opgesteld. Hieruit volgt dat op de afdeling wordt waargenomen dat klaagster gemakkelijk naar de begeleiding gaat en meer openheid in de gesprekken geeft. Er wordt geschreven dat klaagster snel vertrouwen heeft opgebouwd met het team en dat zij is gegroeid in haar copingsvaardigheden. Klaagster volgt inmiddels meerdere therapieën en zij zet zich hiervoor steeds beter in. Verder volgt uit dit plan dat begeleid verlof wordt aangevraagd en dat zij haar tuinpas terugkrijgt. Ook is opgenomen dat transmuraal verlof wordt aangevraagd. De inhoud van dit zorgplan is niet te verenigen met de aanvraag tot overplaatsing in verband met een extreem beheersrisico. In de beslissing tot overplaatsing is dan ook ten onrechte opgenomen dat sprake is van een extreem vluchtgevaar dan wel beheersrisico.
Er zijn ook geen alternatieven onderzocht. Een nieuwe overplaatsing zou ervoor zorgen dat er wederom vertraging ontstaat in de voortgang van klaagsters behandeling en de aanvraag van het begeleid en transmuraal verlof. Door haar over te plaatsen zonder zicht te hebben op de juiste diagnostiek, waarvoor klaagster nog op een wachtlijst stond, wordt het risico genomen dat zij op een verkeerde plek terechtkomt en straks wederom dient te worden overgeplaatst. Er is ook niet onderzocht of klaagster naar een andere instelling met eenzelfde beveiligingsniveau kon worden overgeplaatst.
Klaagster zit nu sinds zes weken en drie dagen op de Intensive Care Unit (ICU) in CTP Veldzicht. Klaagster vindt het hier verschrikkelijk en nog zwaarder dan in de gevangenis. Klaagster lijdt hier fysiek onder. Klaagster brengt bijna de hele dag op haar kamer door en heeft geen enkele autonomie meer. Klaagster zat, voordat zij in de FPK De Woenselse Poort te Eindhoven is geplaatst, op een individuele afdeling in FPC Van der Hoeven Kliniek. Klaagster was niet gewend aan het leven op een groep. Klaagster is in de FPK Woenselse Poort eerst op een observatieafdeling geplaatst. Zij kon het gelijk goed vinden met het personeel. Na tweeënhalve week is klaagster al overgeplaatst naar een behandelafdeling waar vijf mannen en vijf vrouwen verbleven. In het begin ging dit goed. Op 15 oktober 2020 kreeg klaagster haar behandelplan. Er is besproken om verlof aan te vragen en klaagster zo snel mogelijk door te sturen naar niveau twee en vervolgens weer de maatschappij in. Klaagster heeft met haar hoofdbehandelaar gesproken over hoe om te gaan met de dynamiek op de groep. Klaagster kreeg weinig hulp en voelde zich aan haar lot overgelaten. Zij heeft met de groep geld bij elkaar gelegd en hiervan drugs gekocht. Via een urinecontrole zijn zij betrapt. Klaagster heeft het gebruik in eerste instantie ontkend en de anderen ook niet verraden. Op de afdeling heeft klaagster ruzie gehad met een oudere dame. Klaagster kreeg hierna van haar hoofdbehandelaar te horen dat zij meteen zou worden overgeplaatst naar een andere afdeling.
Vervolgens is klaagster geplaatst op een afdeling waar alleen mannen verbleven. De mannen waren niet gewend aan een vrouw op de afdeling. Nadat een gesprek met alle mannen en de begeleiders erbij had plaatsgevonden, werd de sfeer beter op de afdeling. Klaagster begon erbij te horen. Zij kreeg gevoelens voor één van de mannen. Hij is een paar keer – tegen de regels in – betrapt op haar kamer. Haar hoofdbehandelaar wilde hen wel helpen. Desondanks is de man overgeplaatst naar een andere afdeling. Klaagster heeft vaak onrust in haar hoofd. Zij heeft een zelfmoordpoging gedaan. Ze had hiervoor medicatie van iemand anders gekregen. Klaagster voelde zich niet gehoord en gezien in FPK De Woenselse Poort. De overplaatsing naar CTP Veldzicht kwam uit de lucht vallen.
Standpunt van verweerder
Op 18 mei 2021 heeft een maatschappelijk werkster de overplaatsing met klaagster willen bespreken. Klaagster weigerde naar het hoorformulier te kijken. Op 19 mei 2021 heeft klaagster met een GZ-psycholoog gesproken en toen heeft ze wel naar het hoorformulier gekeken. Nu zij door een professional is gehoord, is er geen aanleiding om aan de zorgvuldigheid van het hoorgesprek te twijfelen. Op 20 mei 2021 is het plaatsingsbesluit aan klaagster uitgereikt. Hierin staat vermeld dat binnen zeven dagen beroep kan worden ingesteld. Er is namens klaagster binnen de gestelde termijn zowel een verzoek tot schorsing ingediend als beroep ingesteld, zodat zij niet in haar belangen is geschaad.
Uit de aanvraag van FPK De Woenselse Poort tot overplaatsing van 7 mei 2021 blijkt dat klaagsters behandeling een turbulent verloop kent en dat sprake is van een herhalend gedragspatroon. Klaagster heeft een ontwrichtende werking op de groep, en vertoont heimelijk en manipulerend gedrag dat zij inzet voor haar eigen gewin. Er bestaan vermoedens dat klaagster zichzelf aanbiedt in ruil voor geld, drugs en/of medicatie. Binnen FPK De Woenselse Poort lijken de ingezette beperkingen en bejegening, zoals het intrekken van tuinvrijheden en het opleggen van een kamerprogramma, nauwelijks effect te hebben. Er is in toenemende mate sprake van delictgedrag. Het verblijf binnen FPK De Woenselse Poort is voornamelijk gericht op het hanteren van risicovol gedrag. Het beveiligingsniveau drie, het interne regime en de daarmee samenhangende mogelijkheden binnen FPK De Woenselse Poort zijn niet toereikend om de forse beheersproblematiek van klaagster het hoofd te kunnen bieden. Een hoge mate van controle en toezicht en een zeer intensieve en individuele benadering worden noodzakelijk geacht om te voorkomen dat klaagster vervalt in grensoverschrijdend en schadelijk gedrag voor zowel zichzelf als haar omgeving. Op 11 mei 2021 is op advies van de psychiatrisch adviseur voorlopig de EVBG-status aan klaagster toegekend. Hierdoor is een overplaatsing noodzakelijk. Slechts een beperkt aantal instellingen beschikt immers over een EVBG-afdeling. Nu op de EVBG-afdeling van CTP Veldzicht als eerste plek was, is klaagster daar geplaatst.
Uit recente navraag bij CTP Veldzicht blijkt dat bij klaagster nog veel onbegrip is ten aanzien van haar overplaatsing. Ze herkent zich niet in het beeld dat door FPK De Woenselse Poort over haar is geschetst. Zonder intensieve begeleiding is – zoals in het verleden is gebleken – het onmogelijk gebleken om vooruitgang te boeken. CTP Veldzicht ziet de noodzaak tot het handhaven van de EVBG-status. De EVBG-commissie ziet dat gelet op het recente advies echter kennelijk anders, maar de stelling dat de juiste zorg binnen een regulier FPC kan worden geboden, is volgens CTP Veldzicht onjuist. Door CTP Veldzicht is een uitgebreidere aanvraag ingediend bij de EVBG-commissie die zij op 16 juli 2021 zullen behandelen. Tegen het toekennen van een EVBG-status staat geen beroep open.
Indien de EVBG-commissie nogmaals zou adviseren om de EVBG-status niet toe kennen, dan kan het hoofd van de instelling alsnog besluiten om de status te handhaven. De instelling ontvangt daarvoor dan alleen niet de bijbehorende financiële vergoeding.
3. De beoordeling
Aan klaagster is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Klaagster verbleef in FPK De Woenselse Poort te Eindhoven. Op 25 mei 2021 is zij overgeplaatst naar het CTP Veldzicht.
Formele punten
Klaagster is op 19 mei 2021 gehoord over de beslissing haar naar die instelling over te plaatsen. De schriftelijke mededeling van de beslissing is op 20 mei 2021 aan haar uitgereikt. Er is dus niet gebleken dat niet is voldaan aan de hoorplicht, zoals bedoeld in artikel 53, tweede lid, van de Bvt of de mededelingsplicht, zoals bedoeld in artikel 54, tweede lid, van de Bvt. Namens klaagster is vervolgens binnen de daarvoor gestelde termijn een verzoek tot schorsing en beroep ingediend tegen deze beslissing. De beroepscommissie acht dan ook het beroep op deze punten ongegrond.
Inhoudelijk
De beroepscommissie stelt voorop dat de Bvt niet de mogelijkheid van beroep kent tegen het toekennen van een EVBG-status aan een verpleegde. Voor zover het beroep op deze beslissing betrekking zou hebben, gaat de beroepscommissie daar dan ook aan voorbij. In beroep is uitsluitend aan de orde of verweerder de beslissing tot overplaatsing van klaagster naar CTP Veldzicht in redelijkheid kon nemen.
Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
a. de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b. de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
c. de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Uit de inlichtingen van verweerder komt naar voren dat op 7 mei 2021 een verzoek tot overplaatsing is ingediend. Binnen FPK De Woenselse Poort werd gezien dat bij klaagster sprake is van risicovol gedrag en waren er in toenemende mate zorgen over haar gedrag. Klaagster had een ontwrichtende werking op de groep, en vertoonde heimelijk en manipulerend gedrag dat zij inzette voor haar eigen gewin. Er bestaan vermoedens dat klaagster zichzelf aanbood in ruil voor geld, drugs en/of medicatie. Binnen FPK De Woenselse Poort leken de ingezette beperkingen en bejegening, zoals het intrekken van tuinvrijheden en het opleggen van een kamerprogramma, nauwelijks effect te hebben. Er was in toenemende mate sprake van delictgedrag. Het verblijf binnen FPK De Woenselse Poort was voornamelijk gericht op het hanteren van risicovol gedrag. Het beveiligingsniveau bood hiervoor onvoldoende kaders, waardoor een verblijf binnen FPK De Woenselse Poort als risicovol werd ingeschat voor zowel klaagster alsook voor haar omgeving. Er dient meer toezicht op het gedrag van klaagster te zijn. Zij heeft een strakker kader nodig waarin er minder sprake is van dynamiek met medepatiënten. Hierdoor is een plaatsing op een ICU geïndiceerd. Verwacht wordt dat klaagster op een ICU minder dynamiek met haar omgeving veroorzaakt en dat hierdoor de behandeling meer diepgang zal krijgen. Op 11 mei 2021 is op advies van de psychiatrisch adviseur aan klaagster tijdelijk de EVBG-status toegekend.
Als gevolg van de voorlopig toegekende EVBG-status kon klaagster alleen worden geplaatst in een tbs-instelling met een EVBG-afdeling. De beroepscommissie acht het niet onredelijk dat klaagster in CTP Veldzicht is geplaatst, nu daar als eerste een plek beschikbaar kwam.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
De beroepscommissie merkt op dat zij verwacht dat, indien binnen CTP Veldzicht het standpunt met betrekking tot de noodzaak van het opleggen van een EVBG-status van klaagster zou wijzigen, dit ook zo snel mogelijk bij verweerder zal worden aangekaart.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 30 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.
secretaris voorzitter