Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2153/GV, 28 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:28-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/2153/GV

betreft: [klager] datum: 28 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C. Wendenburg, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De inrichtingsarts en medische dienst hebben geen aandacht besteed aan de klachten van klager als gevolg
van hepatitis C en de ziekte van Pfeiffer. Zij hebben nagelaten contact op te nemen met de specialist en geweigerd de noodzakelijke medische onderzoeken en behandelingen te (laten) verrichten. De beroepscommissie uit de Raad heeft op 8 februari 2007
het
hiertegen gerichte beroep gegrond verklaard. Desondanks heeft de inrichtingsarts nagelaten om klager alsnog te verwijzen naar een internist. Klager heeft vervolgens een klacht ingediend bij het medisch tuchtcollege. Het medisch tuchtcollege heeft de
klacht in beginsel schriftelijk willen behandelen, maar na het repliek en dupliek nodig geacht klager zelf (in persoon) nader mondeling te horen. Op 9 augustus 2007 is een hoorzitting bepaald. Klager heeft gelet op artikel 26, vierde lid, Pbw een
aanmerkelijk belang om zijn klacht op de hoorzitting van het medisch tuchtcollege nader toe te lichten, omdat zelfs na de uitspraak van de beroepscommissie klager een medische behandeling wordt onthouden. Klager heeft overigens om begeleid verlof
verzocht. De wetgever heeft beoogd een gedetineerde in de gelegenheid te stellen aanwezig te zijn bij een gerechtelijke procedure indien hij daarbij een aanmerkelijk belang heeft, ook al is zijn aanwezigheid niet wettelijk verplicht. Met het medisch
tuchtcollege is afgesproken de hoorzitting aan te houden in afwachting van de beslissing van de beroepscommissie. Het is niet mogelijk dat klager door het medisch tuchtcollege rogatoir in de inrichting wordt gehoord. Klager verzoekt om een
tegemoetkoming.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof onder begeleiding om een zitting van het medisch tuchtcollege bij te wonen. Klager heeft zelf aangegeven hier gehoord te willen worden.
Klager is niet verplicht aanwezig te zijn bij deze zitting, noch is gebleken waarom hij zich niet zou kunnen laten vertegenwoordigen door een advocaat. Behalve dat klager zelf graag wil, heeft klager onvoldoende aangetoond dat zijn aanwezigheid
noodzakelijk is.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 30 augustus 2009. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis taakstraf van 70 dagen te ondergaan
en eventueel een subsidiaire hechtenis op grond van de wet Terwee van 8 dagen.

Op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is. Klager is opgeroepen voor een hoorzitting van het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg (medisch tuchtcollege). Door klager is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zijn aanwezigheid tijdens de hoorzitting noodzakelijk is. De stelling van
klager dat het medisch tuchtcollege het nodig acht klager in persoon te horen, wordt door hem niet aangetoond en blijkt verder ook niet uit de stukken. De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat klager ter zitting ook vertegenwoordigd kan worden.
Klager verwijst ter onderbouwing van zijn beroep naar het vierde lid van artikel 26 van de Pbw, waarin de mogelijkheid is opgenomen de inrichting te verlaten om een gerechtelijke procedure bij te wonen, onder meer indien de gedetineerde bij het
bijwonen
van de procedure een aanmerkelijk belang heeft. Voor zover klager een aanmerkelijk belang heeft, is daarmee niet aangetoond dat zijn aanwezigheid ook noodzakelijk is. Bovendien moet het verlaten van de inrichting op grond van artikel 26, vierde lid,
Pbw
worden onderscheiden van het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof, zoals bedoeld in artikel 26, derde lid, Pbw. Uit hoofdstuk 13 van de memorie van toelichting bij de Pbw komt naar voren dat het kenmerk van verlof is dat hierbij een vrijheid
van beweging wordt toegestaan. Dit kenmerk ontbreekt in beginsel bij situaties als in artikel 26, vierde lid, Pbw aan de orde.
Gelet op het vorenstaande is de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 28 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven