nummer: 07/2146/GV
betreft: [klager] datum: 27 augustus 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Th.T.M. van Hemert, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 augustus 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wil graag strafonderbreking om bij de bevalling van zijn vriendin te zijn. Zij heeft zijn steun nodig en klager kan zo laten zien dat hij er, ondanks zijn detentie, voor zijn vriendin en hun
kindje is. Klagers belangen zijn niet meegewogen. Ook is niet duidelijk of gekeken is naar de mogelijkheden van verlof onder begeleiding.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is illegaal en zal na zijn detentie worden uitgezet. Op grond daarvan komt hij niet in aanmerking voor het verlenen van vrijheden. Bij een normaal verlopen bevalling kan de partner met het kind na enige tijd bij klager op bezoek komen. Is dat
niet mogelijk, dan kan op dat moment nog worden bekeken of er mogelijkheden zijn klager zijn kind te laten bezoeken.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd, aangezien klager na zijn detentie zal worden overgenomen door de vreemdelingendienst. Gedragsmatig is er overigens niets op klager aan te merken.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te ’s-Gravenhage heeft aangegeven dat klager niet in aanmerking komt voor strafonderbreking, aangezien hij ongewenst is verklaard.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 14 jaar met aftrek, wegens moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 18 juni 2013.
Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling), kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde dat niet kan worden volstaan met een
andere vorm van verlof. In onder meer artikel 36 van de Regeling zijn deze bijzondere omstandigheden nader uitgewerkt. Zo kan strafonderbreking ingevolge dit artikel worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de
gedetineerde.
Voor de beroepscommissie is, gelet op de namens klager overgelegde bescheiden, voldoende aannemelijk geworden dat klagers vriendin op of omstreeks 30 september 2007 zal bevallen. Zij realiseert zich welk belang bij het toestaan van strafonderbreking is
gediend. Op grond van artikel 4, aanhef en onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting echter wordt het verlof geweigerd in geval de gedetineerde ongewenst is verklaard. Uit de stukken komt, hetgeen namens klager niet is weersproken,
naar voren dat klager ongewenst is verklaard. Gelet hierop komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de afwijzende beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 27 augustus 2007
secretaris voorzitter