Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21305/GB, 27 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:27-08-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21305/GB

    

         

Betreft klager

Datum 27 augustus 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 7 mei 2021 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. S. Epema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De reclassering heeft positief geadviseerd over klagers detentiefasering, hetzij met bijzondere voorwaarden. Klager is bereid zich te houden aan deze voorwaarden. De politie heeft ook positief geadviseerd over klagers verlofadres voor regimair verlof. De stelling van het Openbaar Ministerie (OM) dat klager niet beschikt over een aanvaardbaar verlofadres is dus feitelijk onjuist. Verweerder is tevens uit het oog verloren dat klager tijdens zijn deelname aan een PP zou verblijven in een voorziening voor begeleid wonen en dus niet op zijn verlofadres.

De diagnostiek, zoals genoemd in het selectieadvies van de locatie Esserheem te Veenhuizen van 18 maart 2021, is gestart voordat de bestreden beslissing is genomen. Klager heeft gesprekken gehad met Verslavingszorg Noord-Nederland Assen en gaat er dan ook van uit dat inmiddels conclusies kunnen worden getrokken over een gestelde diagnose en eventuele interventies.

Het argument van het OM dat de herroeping van klagers voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) in de weg zou staan aan detentiefasering, is onredelijk. Er dient aan klagers persoonlijke belang grote waarde te worden gehecht. Daarbij komt dat klager op 14 november 2021 in vrijheid gesteld zal worden, zonder voorwaarden. Tot die tijd wil klager stapsgewijs kunnen resocialiseren.

 

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij een meer dan te verwaarlozen maatschappelijk risico vormt.

De reclassering heeft positief geadviseerd over klagers detentiefasering, maar acht een gefaseerde en gecontroleerde terugkeer in de samenleving nodig. Klager heeft een lange weg te gaan in het afstand nemen van zijn criminele levensstijl en het ontwikkelen van een pro sociale levensstijl. Het is klager tijdens de eerdere VI niet gelukt om te breken met zijn criminele levensstijl of om hulp te vragen bij problemen die tot terugval in de criminaliteit leidden. Klager heeft de reclassering bewust om de tuin geleid door geen openheid van zaken te geven. De bijzondere voorwaarden hebben geen functie als klager voor de bühne mee lijkt te werken en daarnaast zijn eigen handel heeft en daarmee zijn criminele levensstijl in stand houdt. Daarnaast vindt de reclassering diagnostisch onderzoek geïndiceerd om zo na detentie de juiste interventies in te kunnen zetten om het recidiverisico, dat wordt ingeschat als ´gemiddeld´, te kunnen beperken.

De wijkagent heeft over klagers verlofadres aangegeven dat hij daar met voorwaarden kan verblijven, maar een verblijf langer dan drie dagen raadt de politie ten zeerste af. Het OM heeft op 15 januari 2021 negatief geadviseerd, omdat klagers eerdere VI geheel is herroepen en omdat sprake is van een onaanvaardbaar verlofadres.

De locatie Esserheem heeft ook negatief geadviseerd, omdat geadviseerd wordt dat eerst diagnostisch onderzoek zal moeten plaatsvinden. Uit navraag bij de inrichting blijkt dat klager in afwachting van de resultaten van het diagnostisch onderzoek nog niet is aangemeld bij een begeleid wonen voorziening. Ook is onzeker of klager tijdens zijn deelname aan een PP terecht kan bij een passende woonvoorziening. Dit betekent dat klager op dit moment bij deelname aan een PP langer dan drie dagen op zijn verlofadres zou moeten verblijven terwijl de reclassering en de politie dit afraden.

Verweerder heeft in de bestreden beslissing de adviezen van de inrichting en het OM gevolgd en acht het van belang, gelet op de inschatting van de risico’s, dat eerst een duidelijk behandeltraject bekend wordt voordat klager meer vrijheden krijgt. Op deze manier kunnen de juiste interventies ingezet worden om de recidiverisico’s te verminderen.

 

3. De beoordeling

De Wet straffen en beschermen

Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 is de ZBBI als zodanig verdwenen. In plaats daarvan is de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) gekomen.

De beroepscommissie heeft in RSJ 28 juni 2021, 21/21661/GB overwogen dat verweerder ook ná 1 juli 2021 in diens beslissingen op verzoeken tot plaatsing in een ZBBI dient na te gaan of de gedetineerde daarvoor reeds vóór 1 juli 2021 in aanmerking kwam, mits de gedetineerde dit verzoek tijdig (dus in elk geval vóór 1 juli 2021) bij de directeur of bij verweerder heeft gedaan. Als dat het geval is, dienen ook deze gedetineerden - middels een selectiebeslissing voor de ZBBI - in aanmerking te komen voor het overgangsrecht en aldus van rechtswege in een BBA te worden geplaatst.

Klager kwam al vóór 1 juli 2021 in aanmerking voor plaatsing in een ZBBI, in het kader van een stapeltraject. Klagers verzoek hiertoe is eveneens ruim vóór 1 juli 2021 ingediend. Indien klagers beroep gegrond zou worden verklaard, kan verweerder dus alsnog beslissen om klager in een ZBBI te plaatsen. In dat geval zou klager van rechtswege in een BBA worden geplaatst. Hoewel de ZBBI thans dus niet meer bestaat, zal de beroepscommissie, gelet op het voorgaande, het beroep toch inhoudelijk beoordelen.

 

De bestreden beslissing

Klager is sinds 4 januari 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek, wegens het bezit van harddrugs en het voorhanden hebben van een geluiddemper, pistool, alarmrevolver en munitie. Thans ondergaat hij een gevangenisstraf van 360 dagen, wegens herroeping van zijn VI van een veroordeling voor poging tot doodslag. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 14 november 2021.

Op grond van artikel 2, eerste lid, (oud) van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden;

-    die zijn gepromoveerd.

 

Op grond van het derde lid van het artikel kunnen gedetineerden ook in een ZBBI worden geplaatst als verweerder akkoord is met een voorstel voor deelname aan een PP. Het verblijf in de ZBBI moet in dat geval direct worden gevolgd door deelname aan het PP en duurt maximaal zes maanden.

Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000, 176) blijkt dat bij plaatsing in een ZBBI de vraag centraal staat of de gedetineerde geschikt is om terug te keren in de samenleving. Dat kan uit verschillende omstandigheden worden afgeleid. Het is bijvoorbeeld van belang of de gedetineerde tijdens zijn huidige detentie al vrijheden heeft genoten, hoe die zijn verlopen en of er (daarna) incidenten zijn geweest. Gelet op het open karakter van een ZBBI moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de gedetineerde en de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict. Bij dit laatste moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat klager een meer dan te verwaarlozen maatschappelijk risico vormt. Het OM en de locatie Esserheem hebben negatief geadviseerd over klagers plaatsing in een stapeltraject.

Uit het reclasseringsadvies van 15 december 2020 volgt dat de reclassering positief heeft geadviseerd over klagers plaatsing in een stapeltraject. De reclassering merkt daarbij op dat klager een lange weg te gaan heeft in het afstand nemen van zijn criminele levensstijl en het ontwikkelen van een pro-sociale levensstijl, wat bijdraagt aan het risico op het onttrekken aan de voorwaarden. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Er zijn volgens de reclassering geen beschermende factoren die het recidiverisico kunnen beperken. Zo zijn er zorgen over klagers financiën, zijn dagbesteding en zijn netwerk. Daarnaast heeft de reclassering zorgen over klagers psychosociaal functioneren en het feit dat een stabiele woonomgeving ontbreekt. Het is positief dat klager wil meewerken aan beschermd wonen. De reclassering acht diagnostisch onderzoek van belang om zo na detentie de juiste interventies in te kunnen zetten om het recidiverisico te kunnen verminderen.

Uit het deeladvies elektronische controle van 16 december 2020 blijkt dat klagers opgegeven verlofadres, na contact met de wijkagent, alleen geschikt is bevonden voor regimair verlof, maar niet voor een PP. Dit vanwege ernstige spanningsvelden in de woonomgeving van het opgegeven verlofadres. Gelet daarop, en het feit dat klager zich tijdens zijn VI niet aan de voorwaarden heeft gehouden, heeft het OM negatief geadviseerd over plaatsing in een stapeltraject.

Uit het selectieadvies van de locatie Esserheem van 17 maart 2021 volgt voorts dat de reclassering gevolgd wordt in het advies dat klager eerst meewerkt aan diagnostisch onderzoek, om zo helder te krijgen welke ambulante behandeling voor klager passend is. De beroepscommissie begrijpt uit de stukken dat klager hier inmiddels aan meegewerkt heeft, maar dat de uitkomst hiervan (nog) niet bekend is.

Verder volgt uit het selectieadvies van de locatie Esserheem dat, hoewel klagers gedrag in detentie overwegend positief te noemen is, hij in 2020 in ieder geval drie keer een positieve uitslag bij een urinecontrole heeft afgegeven. Hoewel er geen aanwijzingen zijn die duiden op problematisch gebruik, hangt het verkrijgen van drugs samen met een negatief netwerk. Klager heeft een verleden met (langdurig) drugsgebruik (cocaïne en cannabis) en alcoholgebruik en incidenteel drugsgebruik zal recidive-verhogend kunnen werken.

Het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie hebben negatief geadviseerd over klagers plaatsing in een stapeltraject.

Gelet op deze omstandigheden, waaronder het gevaar voor recidive, het risico op het onttrekken aan de voorwaarden en het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 27 augustus 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven