Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8647/GA, 26 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8647/GA

    

           

Betreft [klager]

Datum 26 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg (hierna: de directeur) heeft op 8 oktober 2020 alsnog klagers verzoek tot verlof toegewezen voor de duur van 48 uur in plaats van de eerder aan klager toegekende 60 uur.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de PI Middelburg heeft op 11 november 2020 het beklag ongegrond verklaard (MB-2020-000523). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het oordeel van de beklagcommissie dat de intrekking en inkorting van het verlof niet onredelijk of onbillijk zouden zijn, omdat de directeur heeft kunnen concluderen dat klager zijn afspraken niet altijd is nagekomen in combinatie met de plaatsing van klager op een reguliere afdeling, wordt niet gevolgd. Klager heeft uiteindelijk op 8 oktober 2020 omstreeks 07:45 uur de inrichting mogen verlaten en heeft daarbij een nieuwe verlofbeslissing gekregen, voor de duur van 48 uur. Door de schorsingsbeslissing van de RSJ van 6 oktober 2020 had klager alsnog 60 uur verlof moeten worden toegekend. De intrekking van deze eerdere verlofbeslissing is door de voorzitter van de RSJ met onmiddellijke ingang geschorst, zodat niet valt in te zien om welke reden deze nieuwe beslissing is genomen, terwijl klager wel wordt benadeeld door de beslissing en in zijn belangen wordt geraakt. De verlofbeslissing van 8 oktober 2020 is genomen op ontoereikende gronden en er is geen sprake van een deugdelijke motivering of belangenafweging.

Daarnaast is door een medewerker van de inrichting een ernstige inbreuk gemaakt op klagers privacy. Klagers partner is op 7 oktober 2020 gebeld door haar verloskundige over klager. De verloskundige heeft daarbij aangegeven dat de inrichting mededelingen heeft gedaan over de overplaatsing van klager en de intrekking van het verlof voor de bevalling. Ook is door de verloskundige aangegeven dat door de medewerker van de inrichting is gezegd dat klager een gevaar vormt en agressief is of kan zijn. Uit een mededeling van de casemanager op 7 oktober 2020 aan klagers advocaat volgt ook dat er contact met de verloskundige is opgenomen. Klagers partner heeft de verloskundige niet verteld dat klager in detentie zat. Zij wilde ook niet dat de verloskundige hierover werd geïnformeerd. Ook heeft zij geen medische toestemmingsverklaring getekend op grond waarvan de inrichting contact kon opnemen met de verloskundige. De inrichting heeft dus zonder toestemming van klager en klagers partner contact opgenomen met een medisch behandelaar en privacygevoelige en/of vertrouwelijke informatie gedeeld. Bovendien zijn er onjuiste mededelingen gedaan en was er geen enkele reden en/of belang bij het delen van die informatie. Het was klager toegestaan om de inrichting zonder begeleiding te verlaten. Daar komt bij dat het voor klagers partner een zeer stressvolle en bewogen periode is en zij zomaar met allerlei vragen van haar verloskundige wordt geconfronteerd over klager. Het handelen richting de verloskundige en de gevolgen daarvan getuigen niet van respect voor de rechten en belangen van klager en zijn partner.

Door de directeur is nog aangevoerd dat klager negatieve uitlatingen zou hebben gedaan over zijn partner waardoor er zorgen waren over moeder en kind. Om die reden zou Veilig Thuis zijn ingeschakeld bij het beoordelen van het verlof. Wat door de inrichting bij Veilig Thuis is gemeld volgt niet uit de stukken. Klager ontkent negatieve uitlatingen te hebben gedaan. 

Vaststaat dat de inrichting informatie over klager heeft besproken met het ziekenhuis. Er is privacygevoelige en/of vertrouwelijke informatie gedeeld zonder toestemming van klager en zonder dat daarvoor een valide reden was. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren. Tevens wordt verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Klager en zijn raadsvrouw wensen het beroepschrift nog nader schriftelijk/mondeling toe te lichten.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager was sinds 3 augustus 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van drie jaar en 125 dagen met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Klager is op 20 februari 2021 in vrijheid gesteld.

Ten aanzien van de inkorting van klagers verlof, te weten 48 uur in plaats van de eerder toegekende 60 uur, overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de vermeende inbreuk op klagers privacy door het verstrekken van privacygevoelige informatie van de inrichting aan het ziekenhuis, overweegt de beroepscommissie als volgt.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de PI, gelet op zorgen omtrent klagers partner en toekomstig kind naar aanleiding van negatieve uitingen van klager, Veilig Thuis heeft ingeschakeld. Veilig Thuis heeft contact gezocht met het ziekenhuis en het ziekenhuis heeft contact gezocht met de PI. De reden hiervoor was dat het ziekenhuis het risico ten aanzien van de medewerkers in de verloskamer wilde inschatten. Veilig Thuis heeft uiteindelijk geoordeeld geen stappen te ondernemen.

Volgens klager is sprake van schending van zijn privacy. Bovendien zijn er onjuiste mededelingen gedaan en was er geen enkele reden en/of belang bij het delen van de informatie.

Niet betwist is dat met de gegevensverstrekking aan Veilig Thuis en aan het ziekenhuis een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van klager. De eerste vraag die beantwoord moet worden is of hiervoor een wettelijke grondslag bestond.

Deze wettelijke grondslag kan gevonden worden in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (WJSG) en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (WMO 2015). Op de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen zijn de artikelen 51a tot en met 51d van de WJSG van toepassing. Op grond van de WJSG voert de directeur het beheer over de tenuitvoerleggingsgegevens inzake vrijheidsbenemende straffen of maatregelen. Voorts biedt artikel 5.2.6 WMO 2015 een wettelijke grondslag voor de directeur om zonder de toestemming van betrokkene inlichtingen aan Veilig Thuis te verstrekken om een situatie van huiselijk geweld of kindermishandeling te beëindigen of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. Dat op de directeur van de inrichting ten aanzien hiervan een bijzondere verantwoordelijkheid rust, volgt ook uit artikel 5b van de Penitentiaire Beginselenwet.

Vervolgens is de vraag aan de orde of deze inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van klager noodzakelijk was. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag bevestigend. Het doen van een melding bij Veilig Thuis en het verstrekken van inlichtingen aan het ziekenhuispersoneel, dat plaatsvond op grond van zorgen over klagers partner en zijn toekomstige kind en het kunnen waarborgen van de veiligheid van het ziekenhuispersoneel op het moment dat klager de bevalling van zijn partner zou bijwonen, was noodzakelijk ter voorkoming van strafbare feiten, dan wel ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Aan de eis van proportionaliteit is ook voldaan. De gegevensverstrekking is beperkt gebleven tot informatie over uitlatingen van klager, zijn plaatsing op een andere afdeling en het intrekken van zijn verlof en diende een gerechtvaardigd belang, dat zwaarder weegt dan het belang van klager. De directeur had klager eerst om toestemming kunnen vragen voor het verstrekken van de gevraagde informatie. Dat dit is nagelaten maakt evenwel niet dat in het onderhavige geval sprake is van een ongerechtvaardigde inbreuk op klagers privacy. Het beroep zal om die reden in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de inkorting van klagers verlofduur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de inbreuk op klagers privacy ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 26 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven