Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20050/GV, 25 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:25-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20050/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 25 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 februari 2021 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsman, mr. W.S. de Zanger, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om strafonderbreking voor het regelen van zakelijke en privéaangelegenheden. Klagers gevangenisstraf is op 12 januari 2021 onherroepelijk geworden en hij is vervolgens op 22 januari 2021 aangehouden. Klager had niet verwacht dat hij zo snel aangehouden zou worden en hij had hierdoor nog geen voorbereidingen kunnen treffen voor zijn detentieperiode. Een onverkorte detentie zou voor klager leiden tot zakelijke schulden. Aangezien de vaste praktijk lange tijd is geweest dat veroordeelden werden uitgenodigd zich te melden bij de Penitentiaire Inrichting (PI) bestond de verwachting dat klager de gelegenheid zou krijgen zich te melden om zijn detentie te ondergaan. De zakelijke voorzieningen die klager dient te treffen, zijn ook niet van dien aard dat deze ver van tevoren kunnen worden getroffen. Hij heeft daarom zijn werkzaamheden voortgezet omdat hij ervanuit ging dat de aanvang van zijn detentie zou worden aangekondigd.

Klager heeft een eenmanszaak, te weten een autobedrijf. Klager heeft vier auto’s van klanten onder zich die al terug naar de klanten hadden gemoeten. Door klagers detentie kan hij hen niet uitleggen dat en waarom de teruggave niet kan plaatsvinden. Ook dienen nog reparatiehandelingen te worden verricht. Hiervoor is specifieke specialistische kennis vereist. Zijn vrouw kan deze zaken niet namens klager regelen. Ook het inhuren van een derde vanuit de PI is praktisch niet mogelijk. Het is niet goed mogelijk een ander op afstand uit te leggen waar de benodigde gereedschappen en materialen zich bevinden, welke reparaties uitgevoerd moeten worden en hoe klager dat gedaan wil hebben. Daarnaast draagt klager als garagehouder een eigen verantwoordelijkheid voor het plaatsen en (laten) registreren van Nederlandse kentekenplaten bij de Dienst Wegverkeer. Tevens heeft klager drie schadeauto’s besteld. Bij levering moeten deze worden gecontroleerd en betaald. Klager dient hiervoor zelf aanwezig te zijn. Hij heeft geen medewerkers in dienst die hem kunnen helpen bij deze werkzaamheden of die hij instructies kan geven over hoe te handelen. Voor zijn eenmanszaak huurt klager een bedrijfsruimte waarvan de huur nu onverkort doorloopt. Klager treedt graag in overleg met de verhuurder om huuronderbreking of tijdelijke lagere huur te bewerkstelligen.

Klagers detentieperiode zou ook leiden tot privéschulden. Klager heeft een bod uitgebracht op een koopwoning. Indien dit bod geaccepteerd wordt, dient hij zelf naar de bank te gaan om de aankoopformaliteiten af te ronden. Indien dit niet mogelijk is, kan dit leiden tot een ‘boete’ van 10% van het bedrag van de woning. Voor de huurwoning van klager dient tevens een praktische oplossing te worden geregeld om te voorkomen dat hij ofwel zijn woning verliest, ofwel dat de huurkosten doorlopen tijdens zijn detentieperiode.

Bovenstaande omstandigheden zouden, zonder het verlenen van strafonderbreking, leiden tot grote schulden bij klager, wat aanzienlijke nevenschade oplevert en zodoende resocialisatie na detentie zal bemoeilijken.

Klager heeft daarnaast een aanstelling als taxateur van automaterialen. Door zijn detentie heeft hij niet de kans gehad in overleg te treden met zijn werkgever om de mogelijkheden te bespreken om na zijn detentie de werkzaamheden te hervatten. Een detentie zonder het verlenen van strafonderbreking zal onverkort leiden tot verlies van zijn aanstelling.

Verder is relevant dat klager twee kinderen heeft en dat op zijn vrouw nu de zorg- en onderwijstaak rust, naast haar werk als manager bij een supermarkt. Ook daarvoor dienen maatregelen te worden getroffen om tot een werkbare oplossing te komen.

Klager heeft voorts slaapapneu en had op dat vlak medische voorbereidingen willen treffen. Er moeten nieuwe en extra onderdelen voor het apneu-apparaat aangeschaft worden om te zorgen voor een goed functionerend apparaat.

Tot slot is geen sprake van vluchtgevaar. Klager heeft een vast woonadres, een eigen bedrijf en een dienstbetrekking. Daarnaast is hij getrouwd en heeft hij twee kinderen. In het kader van zijn strafzaak is de voorlopige hechtenis drie keer geschorst geweest onder voorwaarden, waaraan hij zich telkens heeft gehouden.

De aan de afwijzende beslissing ten grondslag liggende motivering schiet te kort. Voor zijn bedrijf moet klager werkzaamheden verrichten die alleen hij kan verrichten. Klager heeft hiervoor objectieve onderbouwing overgelegd. Voor zover wordt gewezen op de coronamaatregelen is klager bereid voorafgaand aan zijn detentie een negatieve coronatest te overhandigen en opnieuw enkele dagen in quarantaine te verblijven. Klager heeft vanuit de PI in een brief zijn belang bij een strafonderbreking nader toegelicht.

 

Standpunt van verweerder

De beslissing is op juiste gronden genomen. De noodzaak voor een strafonderbreking ontbreekt. Klager wist dat hij nog een straf diende uit te zitten en dat hij hiervoor aangehouden zou worden. Dat dit eerder is gebeurd dan hij had verwacht maakt dit niet anders. Ten aanzien van de aangevoerde zakelijke gronden en de afhandeling van de procedure rondom de koopwoning stelt verweerder dat deze grotendeels door een gemachtigde, bijvoorbeeld klagers vrouw, kunnen worden afgehandeld of door klager zelf vanuit de inrichting. Het standpunt dat deze zaken slechts door klager zelf kunnen worden afgehandeld is onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van eventuele benodigde specifieke kennis bij het controleren van auto’s, wijst verweerder op de mogelijkheid van het inhuren van een derde. Het blijft onduidelijk welke inspanningen klager heeft verricht om een en ander op een andere manier te regelen. Klager heeft niet aangegeven waarom hij de enige zou zijn die de handelingen zou kunnen verrichten. Daarnaast kan contact met klagers werkgever vanuit de PI worden bewerkstelligd, kan klagers vrouw ten aanzien van de gezinssituatie een en ander regelen en kan de voor klager benodigde medische zorg gericht op de slaapapneu vanuit de PI worden geboden.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de PI Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de genoemde omstandigheden niet vallen onder de bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Tevens is het gelet op de coronamaatregelen niet wenselijk om de inrichting te verlaten.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat het voor klager voorzienbaar was dat hij op korte termijn een gevangenisstraf moest ondergaan. Klager had voor zijn eenmanszaak en zijn dienstbetrekking voorzieningen kunnen treffen en heeft dat blijkbaar nagelaten, waarvan hij thans de gevolgen ondervindt. Dit geldt ook ten aanzien van de gezinssituatie. Klagers stelling dat hij een bod op een woning heeft gedaan kan tevens geen rol spelen. Uit niets blijkt dat klager enige verplichting met betrekking tot de woning is aangegaan en zelfs al zou dit het geval zijn, dan betekent het doen van een bod niet dat er reeds enige verplichting is ontstaan. Overigens zou hij zijn vrouw kunnen machtigen om namens hem op te treden als hij de aankoop van de woning wil doorzetten. Ten aanzien van klagers slaapapneu had hij voorafgaand aan zijn detentieperiode de benodigde onderdelen kunnen bestellen. Bovendien is er geen noodzaak dat klager dit zelf moet doen. Ook daarvoor kan hij iemand machtigen, dan wel via de medische dienst een aanvraag doen indien het apparaat noodzakelijk blijkt te zijn.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is onvoldoende onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager is sinds 22 januari 2021 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en tien maanden met aftrek, wegens witwassen en handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 14 november 2022.

In artikel 34 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking eenmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij, door zijn snelle aanhouding, niet de mogelijkheid heeft gehad om voorafgaand aan zijn detentieperiode zaken te kunnen regelen met betrekking tot zijn gezins- en werksituatie.

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende onderbouwd. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers zakelijke belangen niet door anderen kunnen worden behartigd, dan wel dat hij zijn zaken niet op afstand, vanuit detentie kan regelen.

Het willen opstellen van een plan van aanpak voor klagers gezinssituatie, het moeten bestellen van onderdelen voor zijn apneu-apparaat en een mogelijk bod op een koopwoning leveren evenmin zodanig bijzondere omstandigheden op, zoals bedoeld in de Regeling, dat het verzoek hierom toegewezen had behoren te worden.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 25 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, mr. S. Djebali en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven