Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8146/GA, 4 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8146/GA

    

Betreft [klager]

Datum 4 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Ter Peel (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klaagster) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat zij niemand van de medische dienst heeft gezien en dat er geen tijd voor haar gemaakt is.

 

De beklagrechter bij de locatie Ter Peel heeft op 21 september 2020 het beklag gegrond verklaard (TP 2020 000151). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft mevrouw […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Ter Peel, en klaagsters raadsman mr. B.J. de Pree gehoord op de digitale zitting van 4 augustus 2021. Klaagster heeft schriftelijk afstand van haar verschijningsrecht gedaan.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De klacht van klaagster ziet op haar medische verzorging. Dit is geen concrete beslissing door of namens de directeur genomen die betrekking heeft op klaagster. Er staat derhalve geen beklag open op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) nu de zorgplicht van klaagster betracht is.

In het verweerschrift wordt voorts per abuis ingegaan op de periode na 5 augustus 2020 en niet op de periode daaraan voorafgaand. Navraag bij de medische dienst geeft inmiddels weer dat klaagster op 25 juni 2020, 6 juli 2020, 9 juli 2020, 13 juli 2020, 24 juli 2020, 28 juli 2020 en 5 augustus 2020 door hen is gezien. De zorgplicht is derhalve betracht.

Ter zitting heeft de directeur aangegeven dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de data van de vermelde contactmomenten. De vraag of er te veel tijd tussen de verzoeken van klaagster en de daadwerkelijke contactmomenten zat, zoals namens klaagster ter zitting is gesteld, kan de directeur inhoudelijk niet beantwoorden. Dan zou gekeken moeten worden of er sprake is van gezondheidsschade. Voor klachten over de inhoud van de medische zorg dient klaagster zich te wenden tot de medische dienst. 

 

Standpunt van klaagster

De beklagrechter heeft op goede gronden overwogen dat klaagster ontvankelijk is in haar beklag onder verwijzing naar artikel 42 van de Pbw. De onderhavige klacht ziet immers op de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de medische zorg. Klaagster betwist de hoeveelheid contactmomenten die door de directeur zijn vermeld. Klaagster stelt zich daarnaast op het standpunt dat wanneer zij verzocht om een contactmoment, er sprake was van een acute noodzaak, maar dat er dan soms meerdere dagen of een week tussen zat voor het daadwerkelijke contactmoment plaatsvond. Daarmee is alsnog sprake van een schending van de zorgplicht. 

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 42, derde lid, van de Pbw, draagt de directeur zorg dat de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger regelmatig beschikbaar is voor het houden van een spreekuur en op andere tijdstippen beschikbaar is, indien dit in het belang van de gezondheid van de gedetineerde noodzakelijk is. Daaruit vloeit voort dat de directeur een gedetineerde adequate toegang tot de medische dienst moet bieden (vergelijk RSJ 20 mei 2016, 15/4111/GA).

 

Ontvankelijkheid

De beroepscommissie begrijpt dat klaagster bedoelt te klagen over het feit dat de directeur onvoldoende zorg heeft gedragen voor de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de medische zorg, niet over de inhoud van die medische zorg, en dat klaagster meent dat de directeur voornoemde zorgplicht heeft geschonden. De beroepscommissie is van oordeel dat klaagster om die reden kan worden ontvangen in haar klacht. 

 

Inhoudelijk

De beroepscommissie is van oordeel dat de stelling dat sprake is van schending van de zorgplicht omdat er te veel tijd zat tussen de verzoeken van klaagster en de daadwerkelijke contactmomenten met de medische dienst en dat het aantal contactmomenten onjuist is, onvoldoende met argumenten en relevante feiten en omstandigheden is onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Door klaagster is niet concreet aangegeven wanneer zij om contactmomenten had gevraagd en of en zo ja wanneer deze hebben plaatsgevonden. Het dossier en de toelichting ter zitting hebben geen aanknopingspunten opgeleverd dat niet op de vermelde data en niet tijdig toegang is verleend tot de medische dienst. De beroepscommissie acht daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur niet heeft voldaan aan de op hem rustende zorgplicht.

 

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep, voor zover aan de orde, gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep, voor zover aan de orde, gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 4 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven