Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 20/16412/TA, 16 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/16412/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 16 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel, ingaande op 17 april 2020.

 

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 25 november 2020 het beklag ongegrond verklaard (RV 2020/29). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], jurist bij de instelling, gehoord op de digitale zitting van 28 juli 2021.

Mr. E.W. Bevaart, senior secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

Desgevraagd heeft de beroepscommissie na de zitting de schriftelijke mededeling van de maatregel ten aanzien van klager van de instelling ontvangen.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd.

De afzonderingsmaatregel is aan klager opgelegd onder meer vanwege onduidelijkheid over de rol van klager met betrekking tot het incident op 16 april 2020, waarbij een medeverpleegde twee sociotherapeuten heeft geslagen. Klager heeft volledige openheid van zaken gegeven. Klager was door het incident enorm geschrokken en heeft daarom niet gelijk geacteerd. Klager was als coach betrokken bij de medeverpleegde. De medeverpleegde heeft zich voorafgaand aan het incident meerdere keren dreigend uitgelaten over de sociotherapeuten. Klager heeft daarvan melding gemaakt bij de stafleden, maar op een gegeven moment nam klager deze opmerkingen niet meer serieus.

Klager heeft de medeverpleegde niet op een idee gebracht, maar hem afgeraden het personeel iets aan te doen. Klager heeft wel met de medeverpleegde gesproken over welke sociotherapeut “hot or not” is en met wie hij eventueel het bed zou willen delen. Klager heeft geen lijst gemaakt met de medeverpleegde over welke sociotherapeut geslagen zou moeten worden. Klager heeft weliswaar gezegd dat de sociotherapeut die is aangevallen niet zijn favoriete persoon is, maar hij vindt niet dat zij geslagen had moeten worden. Zijn woorden zijn verdraaid. Klager heeft geen wisselende verhalen verteld. Hij heeft ook volledige openheid gegeven over de pintransactie van €270,-. Een medeverpleegde heeft van dat geld softdrugs gekocht. Een groot deel daarvan heeft klager zelf opgerookt.

 

Klager heeft het volgende naar voren gebracht.

Zijn verhaal is verdraaid door de instelling. Hij is verzocht om de medeverpleegde, die verantwoordelijk is voor het incident, te coachen en dat heeft hij gedaan. Hij heeft hem meerdere keren begeleid en dingen uitgelegd. De medeverpleegde heeft vaker uitspraken gedaan over het slaan van personeel. Klager heeft dat ook aan het personeel doorgegeven. Klager nam hem op een gegeven moment niet meer serieus in zijn uitspraken. Klager heeft met hem gesproken over met wie van de personeelsleden ze het bed zouden willen delen, maar ontkent dat zij plannen hebben gemaakt over het slaan van personeelsleden. Klager heeft tijdens het incident niet ingegrepen uit vrees de schuld te krijgen en nu heeft hij alsnog de schuld gekregen. Klager heeft voorts openheid gegeven over de transactie van €270,-. Hij heeft daar drugs van gekocht. Meer dan de helft daarvan heeft hij verdeeld en een beetje heeft hijzelf opgerookt. Hij heeft het snel opgerookt, zodat hij bij een kamercontrole niet zou worden gepakt.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Klager heeft uiteenlopende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd omtrent (zijn aandeel in) het incident op 16 april 2020, waarbij een medeverpleegde twee personeelsleden heeft geslagen. Het behandelteam kon daardoor geen inschatting maken van klagers gemoedstoestand en zijn mogelijke betrokkenheid bij het incident dan wel mogelijke herhaling van dreiging richting het personeel. Dit leverde een direct gevaar op voor de orde en veiligheid en aan klager is toen een afzonderingsmaatregel opgelegd. Klager heeft geen melding gedaan bij sociotherapie van de dreigende uitspraken van de medeverpleegde. Ook staat het coachen van de medeverpleegde door klager los van het incident en stelde dit coachen minder voor dan klager doet voorkomen. Ook heeft klager in eerste instantie geen openheid willen geven over de verdachte pintransactie die op 17 april 2020 aan het licht kwam. Voor wat betreft de overige informatie wordt verwezen naar de verweerschriften en de uitspraak van de beklagcommissie.

 

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Uit de stukken en het behandelde ter zitting komt naar voren dat op 16 april 2020 een incident heeft plaatsgevonden waarbij een medeverpleegde twee sociotherapeuten heeft geslagen. Tijdens dit incident was klager aanwezig, maar heeft hij niet ingegrepen of alarm geslagen. Klager was voorafgaand aan het incident veelvuldig in contact met de betreffende medeverpleegde. Klager heeft verschillende verklaringen afgelegd waaronder dat hij met de medeverpleegde heeft gesproken over het slaan van sociotherapeuten om zo voor de medeverpleegde een overplaatsing te bewerkstelligen. Ter zitting komt klager met weer een andere verklaring over wat de medeverpleegde en hij hebben besproken. Bovendien bleek na het incident dat er in februari 2020 een bedrag van €270,- buiten de instelling was opgenomen met klagers pinpas om drugs te kopen, terwijl klager geen verlof had. Klager heeft hierover pas na hiermee te zijn geconfronteerd openheid gegeven. Gelet op vorenstaande was de beslissing om op 17 april 2020 aan klager een afzonderingsmaatregel op te leggen niet onredelijk of onbillijk. De afzondering heeft voorts niet onredelijk lang geduurd in het licht van het door de instelling beschreven gedrag van klager en de omstandigheid dat de afzondering is beëindigd op het moment dat klager voldoende openheid heeft gegeven. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 16 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven