Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22744/SGA, 18 augustus 2021, schorsing
Uitspraakdatum:18-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22744/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 18 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie De Schie te Rotterdam (hierna: de directeur) heeft op 16 augustus 2021 beslist tot het verwijderen van de televisie van verzoekers cel voor de duur van veertien dagen, ingaande op 16 augustus 2021 om 09.55 uur en eindigend op 30 augustus 2021 om 09.55 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (S-2021-000509).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

 

Verzoeker is het niet eens met de beslissing van de directeur en voelt zich zwaarder bestraft dan medegedetineerden.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder de bestreden beslissing en het schriftelijk verslag van 15 augustus 2021, komt naar voren dat aan verzoeker op 12 augustus 2021 een disciplinaire straf is opgelegd vanwege een positieve uitslag bij een urinecontrole. Verzoeker onderging deze straf in zijn eigen cel, zonder televisie. Op 15 augustus 2021 bleek dat in de cel van een medegedetineerde de televisie weg was. De medegedetineerde kon of wilde niet vertellen waar de televisie was gebleven. Vervolgens heeft het personeel, met toestemming van verzoeker, in verzoekers cel gekeken en werd onder het bed een televisie aangetroffen. De directeur voert aan dat verzoeker zichzelf bevoordeeld heeft en dat hij, zonder toestemming, een televisie van een andere cel heeft weggenomen. De directeur voert aan dat de bestreden beslissing geen disciplinaire straf betreft.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Op grond van de schriftelijke inlichtingen van de directeur constateert de voorzitter dat aan verzoeker geen disciplinaire straf is opgelegd in de zin van artikel 50 en 51 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De voorzitter overweegt dat de directeur op grond van artikel 5 van de Pbw en, in het bijzonder, op grond van artikel 4.5.1. van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen kan bepalen dat eerder toegestane voorwerpen, zoals een televisie, niet langer zijn toegestaan op cel, in het belang van de handhaving van de orde of de (brand)veiligheid in de inrichting.

Gelet op al het voorgaande, en naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, kan de beslissing van de directeur niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 18 augustus 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven