Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22244/JB, 16 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/22244/JB

              

Betreft [klager]

Datum 16 augustus 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft de Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) verzocht om een standpunt in te nemen dan wel een beslissing te nemen over de volgende vragen:

1.  Wordt klager op 31 augustus 2021 in vrijheid gesteld?

2.  Is het antwoord op vraag 1 afhankelijk van een beslissing van de rechtbank naar aanleiding van een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de aan klager opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel)?

 

Verweerder heeft bij e-mail van 2 juli 2021 op dit verzoek gereageerd.

Klagers raadsman, mr. H.C. Ingelse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de in die reactie besloten liggende beslissing om klager niet op 31 augustus 2021 in vrijheid te stellen.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is in België veroordeeld tot een civielrechtelijke vrijheidsbenemende maatregel. Dit vonnis heeft de Minister voor Rechtsbescherming op 10 februari 2020 erkend, waarbij de opgelegde sanctie is omgezet in een PIJ-maatregel. Dat de officier van justitie later een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel indient, doet niet af aan het feit dat niet de rechter, maar verweerder beslissingsbevoegd is als het gaat over de (wijze van) tenuitvoerlegging en de datum van klagers invrijheidstelling.

Al op 12 mei 2021 is vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) per e-mail te kennen gegeven dat de PIJ-maatregel eindigt op 31 augustus 2021 en dat klager op die datum in vrijheid zal worden gesteld. Verweerder weigert om aan deze beslissing uitvoering te geven. De reactie van verweerder moet worden aangemerkt als een afwijzing van het verzoek om te bevestigen dat klager op 31 augustus 2021 in vrijheid wordt gesteld, althans een weigering om dit te bevestigen of hierover te beslissen. Een redelijke uitleg van de wet brengt met zich mee dat hiertegen beroep openstaat.

Daarnaast heeft de rechtbank Tongeren (België) bepaalt dat de maatregel dient te eindigen als klager twintig jaar wordt. De Belgische civielrechtelijke maatregel wordt verlengd, zo overwoog de rechtbank, ‘tot de dag dat hij in een geschikte voorziening in Nederland kan worden opgenomen’ en ‘uiterlijk tot de dag waarop hij de leeftijd van twintig jaar bereikt’. Op grond van artikel 2:11, zesde lid, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) mag de aanpassing van de straf geen verzwaring van de opgelegde vrijheidsbenemende sanctie opleveren. Overigens is nu al sprake van een verzwaring, omdat de civielrechtelijke maatregel is omgezet naar een strafrechtelijke maatregel. Klager had bovendien in Nederland, maar dan in het kader van de Belgische civielrechtelijke maatregel en dus zonder de PIJ-maatregel, in een geschikte voorziening moeten worden geplaatst. Klager dient hoe dan ook – ongeacht de toepasselijke maatregel en een eventuele verlenging daarvan – op 31 augustus 2021 vrij te komen. De beslissing om klager op die datum in vrijheid te stellen, is feitelijk ook al genomen.

Klager verzoekt de beroepscommissie om te bepalen dat hij op 31 augustus 2021 in vrijheid wordt gesteld, althans een beslissing te nemen die de beroepscommissie passend acht. Daarnaast wordt verzocht om een tegemoetkoming van € 15,- per dag, gerekend vanaf 12 mei 2021, omdat klager vanaf dat moment te kampen heeft met gevoelens van angst en onzekerheid over de einddatum van zijn detentie.

 

Standpunt van verweerder

Bij vonnis van de rechtbank Tongeren is klager veroordeeld tot een residentiële plaatsing in een beveiligde gesloten infrastructuur, met het oog op intensieve en langdurige psychiatrische behandeling. Als gevolg van de verschillende wet- en regelgeving in Nederland en België bestaat onduidelijkheid over de datum waarop de door Nederland overgenomen en aangepaste straf zal eindigen. Bij e-mail van 12 mei 2021 heeft een selectiefunctionaris van het proces Internationale Overdracht van Strafvonnissen aan klagers raadsman bericht dat de PIJ-maatregel zal eindigen op 31 augustus 2021. Bij e-mails van 10 juni en 2 juli 2021 liet een selectiefunctionaris van het proces Jeugd aan klagers raadsman echter weten dat op voorhand geen uitsluitsel kan worden gegeven over de exacte einddatum van klagers detentie, in verband met de (mogelijk in te dienen) vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel.

Hoewel het begrijpelijk is dat klager duidelijkheid wenst over de datum van zijn vrijlating, is het niet aan de beroepscommissie om daarover uitsluitsel te geven. De reactie van 2 juli 2021 valt niet onder de reikwijdte van artikel 77 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj). De DJI is een uitvoerende instantie en inhoudelijke twistpunten over de strekking van een rechterlijke uitspraak kunnen niet aan de beroepscommissie worden voorgelegd.

 

3. De beoordeling

Klager ondergaat sinds 4 maart 2020 een PIJ-maatregel en verblijft op dit moment op de Intensieve Trajectafdeling van de Justitiële Jeugdinrichting Lelystad.

Het namens klager ingestelde beroep ziet op het volgende. Klager dient in lijn met het Belgische vonnis op 31 augustus 2021 in vrijheid te worden gesteld. Deze datum is, zo stelt zijn raadsman, al eerder aan hem schriftelijk bevestigd, zodat hierop niet meer kan worden teruggekomen. Als klager langer van zijn vrijheid wordt beroofd, betekent dit een verzwaring van de in België opgelegde (civielrechtelijke) vrijheidsbenemende maatregel.

In de kern gaat het hier om de vraag of de PIJ-maatregel vatbaar is voor verlenging, in het bijzonder de wijze waarop het vonnis van de rechtbank Tongeren van 8 juli 2019 en het advies in het oordeel van de bijzondere kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 januari 2020 moeten worden uitgelegd. Deze vraag kan alleen worden beantwoord door de rechtbank, naar aanleiding van een vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel. In klagers geval is een dergelijke vordering op 14 juli 2021 ook ingediend, welke vordering op 17 augustus 2021 ter zitting van de rechtbank Limburg zal worden behandeld.

Ook de vraag of er een onherroepelijke toezegging is gedaan dan wel een beslissing is genomen over klagers invrijheidstelling, en in het verlengde daarvan het verzoek om te bepalen dat klager in vrijheid wordt gesteld, kan, gelet op het bepaalde in artikel 77, eerste lid, in samenhang met de artikelen 18 en 19 van de Bjj, in deze procedure niet worden voorgelegd en beoordeeld.

Het voorgaande betekent dat verweerder niet bevoegd is om een standpunt in te nemen dan wel te beslissen over de beëindiging van de PIJ-maatregel en daarmee de einddatum van klagers detentie. De beslissings¬bevoegdheid van verweerder reikt niet verder dan hetgeen hem uit hoofde van de Bjj is toegewezen.

Nu verweerder niet bevoegd is om op klagers verzoek te beslissen, is de beroepscommissie evenmin bevoegd om kennis te nemen van het beroep.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep.

 

 

Deze uitspraak is op 16 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. P. de Bruin, voorzitter, drs. H. Heddema en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven