Nummer R-20/8544/GM
Betreft [klager]
Datum 12 augustus 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij niet ongeschikt is bevonden voor plaatsing in een meerpersoonscel (MPC).
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wil op medische en psychologische gronden een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC. Klager heeft last van migraineaanvallen en hoofdpijn gedurende 24 uur per dag en zeven dagen per week. Hierdoor heeft klager last van slapeloosheid, problemen met slikken tijdens het liggen, nekkramp, overgeven en vermoeidheid. Tevens heeft klager last van een toiletfobie waardoor hij niet naar het toilet kan in aanwezigheid van zijn celgenoot, met als gevolg buikpijn en prostaatproblemen. In een eenpersoonscel zijn de migraineaanvallen en hoofdpijn beperkt tot ongeveer drie dagen per week.
Aan klager is op 21 april 2020 een tijdelijke contra-indicatie voor een MPC verstrekt die op 26 mei 2020 door de inrichtingsarts is ingetrokken. Op 13 juli 2020 heeft de maandcommissaris aangegeven dat klager absoluut een contra-indicatie voor een MPC nodig heeft. Dit advies wordt genegeerd. De medische dienst heeft aangegeven een verwijzing naar de psycholoog te regelen. Op 30 augustus 2020 komt klager erachter dat geen verwijzing is afgegeven.
Het verstrekken van extra medicatie om een gedetineerde in een MPC te plaatsen is onjuist. In de eenpersoonscel is de migraine veel minder, namelijk één tot tweemaal per week. De medisch adviseur verwijst naar de activiteiten die klager volgt. Het luchten heeft niets te maken met activiteiten, maar is juist gezond en werkt bij klager goed tegen de migraine. Verder moet klager verplicht meedoen aan de arbeid om sancties te voorkomen. Klager heeft nog nooit meegedaan aan de sport. De stelling van de medisch adviseur hierover is dus volstrekt onjuist. Een p.i.w.-er is niet medisch geschoold om te oordelen of klager pijnklachten heeft. Klager vraagt dagelijks om medicatie (rizatriptam). Klager ontkent dat hij vrijwillig heeft plaatsgenomen in een MPC, hij had de keuze tussen deze plaatsing of plaatsing in een isoleercel. De neuroloog heeft bevestigd dat klager ernstige migraine heeft en wil extra medicatie voorschrijven. Klager meent dat hij een contra-indicatie moet krijgen. Klager verwijst hiervoor ook naar zijn toiletfobie, waarvoor klager door de psycholoog wordt behandeld. Klager meent dat zijn beroep gegrond moet worden verklaard en wil een tegemoetkoming van € 10,- per dag voor de periode die hij in een MPC heeft verbleven.
Standpunt van de inrichtingsarts
Migraine is geen contra-indicatie voor plaatsing in een MPC. Er is destijds een tijdelijke contra-indicatie voor een MPC afgegeven om klager tegemoet te komen en in te stellen op medicatie. Klager was ervan op de hoogte dat het een tijdelijke contra-indicatie betrof. Klager heeft nog andere redenen voor contra-indicatie voor een MPC aangegeven, zoals corona en sarcoidose, maar ook dit zijn geen valide redenen voor een contra-indicatie. Het verzoek van klager is besproken in het wekelijkse overleg tussen psychologen, psychiaters en huisarts.
Een verzoek voor een contra-indicatie voor een MPC is ook geen reden voor een bezoek aan de psycholoog. Er wordt enkel een verwijzing naar een psycholoog gemaakt indien sprake is van psychische klachten. Keelklachten en migraine behoren ook niet tot het expertiseveld van de psycholoog. Klager is hiervoor meerdere malen door de huisarts en verpleegkundige beoordeeld op de medische dienst. Op 2 oktober 2020 is er wel een verwijzing naar de psycholoog gemaakt voor andere klachten. De psycholoog is hier verder mee aan de slag gegaan.
3. De beoordeling
Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is te worden geplaatst in een MPC. De medische dienst en het psycho-medisch overleg adviseren de directeur omtrent de medische en psychische gezondheidstoestand van de gedetineerde.
Klager verwijst in zijn beroep naar het oordeel van de maandcommissaris, die het verzoek van klager voor een contra-indicatie voor een MPC zou steunen. Nog daargelaten dat uit de brief van de Commissie van toezicht van 2 september 2020 blijkt dat de maandcommissaris een dergelijke mededeling niet heeft gedaan, is dit voor de beoordeling van het beroep niet relevant. De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en de door klager en de inrichtingsarts ingenomen standpunten en overgelegde stukken nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld door klager geen contra-indicatie voor een MPC te verstrekken.
In het medisch dossier staan meerdere meldingen genoteerd van contacten tussen de medische dienst en klager over de hoofdpijnen die hij ervaart. Klager heeft hierover onder andere contact met de huisarts en krijgt hiervoor wisselende medicatie met ook wisselend effect. Op 21 april 2020 wordt in het medisch dossier vermeld dat klager een contra-indicatie voor een MPC heeft tot hij is ingesteld op medicatie voor de migraine. De contra-indicatie geldt voor twee weken die daarna op grond van de klachten kan worden verlengd of worden stopgezet. In de weken daarna wordt klager gezien door de medische dienst en wordt de migraine en het medicatiegebruik geëvalueerd. Op 26 mei 2020 vermeldt de huisarts dat het beter gaat met de migraine. Klager heeft nog maar drie uit zeven dagen hoofdpijn, waar dit voorheen dagelijks was. Hij gebruikt ook minder medicatie. Aan klager wordt uitgelegd dat migraine geen indicatie is voor plaatsing op een éénpersoonscel en dat klager terug moet naar de MPC. Op 15 juli 2020 wordt klager gezien door de verpleegkundige voor zijn vraag over een contra-indicatie voor een MPC. Op 21 juli 2020 oordeelt de huisarts mede op basis van klagers deelname aan activiteiten dat de migraine minder ernstig lijkt dan klager claimt en dat het beleid ongewijzigd blijft. De observaties komen volgens de inrichtingsarts niet overeen met klagers verzoek. Klagers verzoek om een contra-indicatie voor een MPC komt wederom ter sprake op 28 juli, 25 augustus, 18 september en 2 oktober 2020. Nog steeds wordt geen indicatie gezien klager te laten plaatsen op een éénpersoonscel. Klager wordt verwezen naar een psycholoog en neuroloog. Op 9 november 2020 wordt klager besproken in het PMO. Voorgesteld wordt klager te verwijzen naar de Waag voor zijn toiletfobie.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat elke inrichtingsarts een eigen afweging kan maken of er redenen zijn voor een contra-indicatie voor plaatsing in een MPC. De huisarts kan zijn oordeel vormen op basis van het klinisch beeld en de observaties op de afdeling, alsmede op basis van de behandelperspectieven. Klager krijgt medicatie voor zijn migraine en is verwezen naar de neuroloog en psycholoog. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 12 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. M.P. Frankenhuis, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter