Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/22637/SGA, 10 augustus 2021, schorsing
Uitspraakdatum:10-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Nummer          21/22637/SGA

    

           

Betreft [Verzoeker]

Datum 10 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de directeur) heeft op 30 juli 2021 beslist om verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verzoekers raadsman mr. D. Nieuwenhuis, de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk G-2021-429).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker heeft aangevoerd – hetgeen niet is weersproken door de directeur – dat hij in de trajectgesprekken met zijn casemanager heeft besproken dat hij na zijn detentie wil terugkeren naar Bonaire, omdat hij daar een sociaal netwerk en een woning heeft, dat hij schuldenvrij is en de pensioengerechtigde leeftijd reeds heeft bereikt dus dat het zoeken naar een betaalde baan overbodig is.

Volgens de directeur heeft verzoeker met zijn gedrag laten zien onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn re-integratie en het aanleren van vaardigheden en gedragsalternatieven. Hiermee voldoet verzoeker volgens de directeur niet meer aan de normen die zijn vastgelegd om in aanmerking te komen voor een verblijf in het plusprogramma. Verzoeker laat volgens de directeur in onvoldoende mate het gewenste gedrag zien.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder de bestreden beslissing, blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ‘ongewenst’ is beoordeeld, omdat verzoeker zijn D&R plan niet zou uitvoeren. Verzoeker heeft geen doelen opgesteld en is bezig met zijn terugkeer naar Bonaire, aldus de directeur. Uit de bestreden beslissing volgt dat dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt, waarbij dit gedrag is afgezet tegen het positieve gedrag van verzoeker (de onderdelen waarop zijn gedrag ‘gewenst’ is): “u werkt mee aan het dagprogramma, u houdt zich aan (huis)regels, u houdt zich aan afspraken”. Op grond van artikel 1d, vierde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) heeft de directeur beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling in verband met de wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken. Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken.

Voorlopig oordelend heeft de directeur onvoldoende concreet gemaakt waaruit verzoekers verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie zou moeten bestaan en wat er van verzoeker wordt verwacht om in aanmerking te komen voor plaatsing in het plusprogramma, nu verzoekers re-integratiedoelen zoals hij die met zijn casemanager heeft besproken – terugkeer naar Bonaire, het hebben van een sociaal netwerk, woning en inkomen/pensioenuitkering – volgens de directeur niet voldoen als doelen in het kader van verzoekers D&R-plan. Voorts blijkt – nog steeds voorlopig oordelend – uit de bestreden beslissing niet met welk gedrag verzoeker heeft u laten zien “onvoldoende verantwoordelijkheid te nemen voor zijn re-integratie” en welke “nieuwe vaardigheden en gedragsalternatieven” hij zou moeten aanleren, nu verzoekers gedrag voor het overige als gewenst is aangemerkt. In de reactie namens de directie wordt opgemerkt dat het doel van detentiefasering, het hebben van een betaalde baan, niet wordt behaald in de opstelling van verzoeker. Hierbij overweegt de voorzitter dat verzoeker de 76 jarige leeftijd heeft bereikt, derhalve ruimschoots de pensioengerechtigde leeftijd en het doel van betaald werk daarom niet meer aan de orde is. Gelet op het voorgaande is de bestreden degradatiebeslissing onvoldoende gemotiveerd en zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 10 augustus 2021 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven