Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6263/GA, 20 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6263/GA

               

Betreft [klager]

Datum 18 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 30 oktober 2019 niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft op 26 februari 2020 het beklag ongegrond verklaard (NM2019/1137). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn (inmiddels voormalig) raadsman mr. R.I. Kool en de directeur van de PI  Nieuwegein (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Mr. D.M. Penn heeft zich op 9 juni 2020 als (opvolgend) raadsman gesteld. 

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op 30 oktober 2019 niet kunnen luchten vanwege een probleem aan de camera in de omtrekbeveiliging. Volgens vaste jurisprudentie moet de inrichting extra inspanningen verrichten om gedetineerden niet in het recht op luchten te beperken. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Er is geen sprake van een uitzonderingsgeval en dus had het recht op luchten niet beperkt mogen worden. Daarnaast heeft de inrichting onvoldoende inspanning verricht om het luchtmoment alsnog doorgang te laten vinden. Aan klager is niet aangeboden het luchtmoment op een later moment of op een andere dag in te halen. Klager heeft ter compensatie een uur recreatie aangeboden gekregen, maar gaat hiermee niet akkoord nu hij al veel recreatiemomenten heeft omdat hij ‘groen’ is. Verzocht wordt om een financiële compensatie voor het vervallen luchtmoment toe te kennen voor een bedrag van €75,-.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

 

2. De beoordeling

Het recht op luchten als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden (RSJ 18 september 2019, R-19/3658/GA).

De beroepscommissie is van oordeel dat een acuut en incidenteel probleem aan de camera in de omtrekbeveiliging kan worden aangemerkt als een zeer uitzonderlijk geval waardoor het luchtmoment kan komen te vervallen, omdat een dergelijk probleem veiligheidsrisico’s met zich brengt. De beroepscommissie is echter van oordeel dat uit de door de directeur verschafte inlichtingen onvoldoende is gebleken dat hij extra inspanningen heeft verricht om het vervallen luchtmoment van klager (passend) te compenseren. Uit die inlichtingen blijkt niet dat geprobeerd is het luchtmoment op een later moment in te halen. Het enkel aanbieden van een uur recreatie ter vervanging van het luchtmoment acht de beroepscommissie in dit geval onvoldoende compensatie, temeer nu klager al mogelijkheden tot recreatie geniet. Niet is gebleken waarom de directeur klager geen (extra) luchtmoment had kunnen aanbieden, op het moment dat het probleem met de camera was opgelost.

Gelet hierop zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €12,50.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.

 

 

Deze uitspraak is op 18 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven