Nummer 21/19914/GB
Betreft [klager]
Datum 5 augustus 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klaagster)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 januari 2021 beslist klaagster te plaatsen in de gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum.
Klaagster heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 februari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsvrouw, mr. J. Schouten, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster had niet geplaatst moeten worden in de locatie Ter Peel, maar in de locatie Nieuwersluis moeten blijven. Indien dit echt niet mogelijk was, was het passender geweest om klaagster in de Penitentiaire Inrichting (PI) Zwolle te plaatsen. Klaagster heeft, toen de (strafrechtelijke) procedure in eerste aanleg nog liep en nog niet bekend was hoe lang zij gedetineerd zou blijven, de keuze gemaakt haar kinderen nog niet te vertellen dat zij vastzat. Toen de uitspraak in eerste aanleg haar bekend is geworden, heeft klaagster haar familie wel ingelicht. Klaagster heeft haar kinderen nadien niet meer kunnen ontvangen, omdat zij is geplaatst in de locatie Ter Peel en de reistijd aanzienlijk meer is geworden. Ook andere kennissen van klaagster komen uit de omgeving van Amsterdam en Rotterdam. Ook voor hen is deze plaatsing zeer onhandig.
Voor zover verweerder stelt dat klaagster bezoek ontvangt en dat haar kinderen met deze persoon kunnen meereizen, deelt klaagster mee dat zij twee keer is bezocht door een vriend. Klaagsters kinderen kennen deze persoon niet. De kinderen verblijven bij familie. Van hen kan niet worden verwacht dat zij met vreemden afreizen voor bezoek aan klaagster. Ook andere familieleden komen klaagster niet bezoeken. Haar pleegmoeder heeft aangegeven klaagster niet te kunnen bezoeken door de afstand en het feit dat zij afhankelijk is van openbaar vervoer.
Medisch gezien gaat het ook niet goed met klaagster. Zij heeft niet het gevoel dat de medische dienst haar serieus neemt, terwijl haar medische toestand in de locatie Nieuwersluis goed werd gemonitord. Dit heeft ertoe geleid dat klaagster op 31 maart 2021 tijdens het vervoer van het Gerechtshof Amsterdam naar de locatie Ter Peel onwel is geworden. Klaagster is toen opgenomen in het Maasstad Ziekenhuis en later die avond ontslagen. Volgens klaagster zijn er problemen met haar baarmoeder, waarvoor behandeling nodig is. Tot op heden heeft de medische dienst hier nog geen enkel gesprek met haar over gehad. Zij voelt zich absoluut niet gehoord. Dat blijkt tevens uit een incident dat heeft plaatsgevonden op 7 april 2021. Uit de bijgevoegde bijlage blijkt dat klaagster, in verband met suïcidale uitlatingen en honger- en dorststaking, is afgezonderd in een afzonderingscel met cameratoezicht. Klaagster en haar raadsvrouw wensen over het beroepschrift te worden gehoord op een zitting.
Voor alle overige gronden verwijst klaagster naar het bezwaarschrift.
Standpunt van verweerder
Door verweerder wordt verwezen naar de beslissing van 8 februari 2021. In aanvulling hierop stelt verweerder dat uit de bezoekerslijst blijkt dat klaagster regelmatig familiebezoek ontvangt. Het wordt niet duidelijk waarom de kinderen niet met deze familieleden zouden kunnen meerijden. Nu klaagster niet verstoken is van familiebezoek, is de bestreden beslissing op juiste gronden genomen.
3. De beoordeling
Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klaagster is, na haar veroordeling in eerste aanleg, in de gevangenis van de locatie Ter Peel te Sevenum geplaatst. Zij wilde (en wil) graag worden geplaatst in de gevangenis van de locatie Nieuwersluis of, indien dit niet mogelijk is, in de gevangenis van de PI Zwolle, omdat haar familie en kennissen dan (gemakkelijker) op bezoek kunnen komen, zij dan dichter bij haar advocaat is gedetineerd en voor een betere monitoring van haar gezondheid.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. In het dossier staat geen recent vestigingsadres of een adres waar klaagster zich na haar detentie zal vestigen. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor deze zaak.
De beroepscommissie stelt op basis van de overgelegde bezoekerslijst vast dat klaagster niet is verstoken van bezoek. Klaagster heeft aangevoerd dat zij niet wordt bezocht door haar familie – in het bijzonder haar minderjarige kinderen –, kennissen en haar pleegmoeder. Zij heeft de bezoekproblemen echter – anders dan het vermelden van de toegenomen reisafstand en ziekte van haar pleegmoeder – onvoldoende toegelicht of feitelijk onderbouwd. Uit het dossier is niet gebleken dat en waarom het voor klaagsters familie en kennissen niet (goed) mogelijk is om klaagster in de locatie Ter Peel te bezoeken.
Voor zover klaagster heeft aangevoerd dat een overplaatsing handiger zou zijn voor effectieve rechtsbijstand van haar advocaat, merkt de beroepscommissie op dat de vestigingsplaats van de advocaat – volgens vaste jurisprudentie – voor verweerder in beginsel geen reden hoeft te zijn om een gedetineerde over te plaatsen.
Voor wat betreft de stelling van klaagster dat haar medische situatie in de locatie Ter Peel niet serieus wordt genomen, overweegt de beroepscommissie dat klaagster een medische klacht kan indienen, als zij zich wil beklagen over het medisch handelen van een inrichtingsarts. Dat vormt op zichzelf echter geen selectiecriterium.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 5 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter