Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20937/GM, 2 augustus 2021, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/20937/GM

    

 

Betreft [klager]

Datum 2 augustus 2021

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de medische dienst de klachten aan zijn hand niet goed heeft behandeld.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. B.P.J. van Riel, en […], plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, via een videoverbinding gehoord op de zitting van 21 juli 2021 op het secretariaat van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Op 27 november 2020 heeft klager met zijn rechterhand op een raam geslagen. Dezelfde dag heeft een verpleegkundige naar de hand gekeken. Bewaarders hebben bevestigd dat klager op 27 november 2020 door een verpleegkundige is gezien. Zij adviseerde de hand te koelen, de hand was zwaar gekneusd en volgens haar zeker niet gebroken. Het herstel zou maximaal zes weken duren. Na ongeveer een maand heeft klager de verpleegkundige gevraagd nogmaals naar de hand te kijken. Klager werd tien minuten voor aanvang van het bezoek opgeroepen voor een bezoek aan de arts, maar klager heeft dit geweigerd vanwege het bezoek en gevraagd om een andere afspraak. Na een week heeft klager de verpleegkundige wederom aangesproken in verband met de pijn. De volgende dag werd klager opgeroepen door de huisarts, die meteen constateerde dat de hand gebroken was. Twee dagen later werd na foto’s inderdaad een fractuur geconstateerd.

De verpleegkundige heeft bevestigd dat zij geen notitie heeft gemaakt van klagers gekneusde hand. De inrichting is aansprakelijk. Klager blijft last houden van zijn hand door de fout van de verpleegkundige. In het ziekenhuis vond men eveneens dat te laat is gereageerd. Klager krijgt eenmaal per week bezoek en juist toen werd hij opgeroepen voor een consult. Klager heeft dit aangekaart bij de verpleegkundige. Het is billijk dat klager voorkeur wilde geven aan zijn bezoek. De schriftelijke verslaglegging is gebrekkig. In dat geval moet klager het voordeel van de twijfel krijgen.

Standpunt van de inrichtingsarts

Na een traumamelding op 1 december 2020 aan klagers hand, is klager met spoed op de agenda van de huisarts gezet. Klager weigerde te komen. De door klager opgegeven reden dat hij wilde kiezen voor zijn bezoek is niet de reden die is doorgegeven aan de medische dienst. Doorgegeven was dat klager niet wilde komen, dat hij geïrriteerd was en dat hij vond dat de huisarts op de afdeling moest langskomen. Klager is echter mobiel en kan zelfstandig naar de medische dienst komen. Op 18 december 2020 is klager door een verpleegkundige gezien in verband met aanhoudende klachten aan de hand. De verpleegkundige constateert na onderzoek een lichte zwelling, geen drukpijn, geen roodheid, niet warm, geen krachtverlies en geen bewegingsbeperking. Zij geeft aan dat er mogelijk sprake is van een kneuzing en geeft het advies te bewegen op geleide van de pijn en oefeningen om vocht af te voeren. Indien de klachten aanhouden moet binnen twee weken contact worden opgenomen met de medische dienst. Op 5 januari 2021 geeft klager aan nog klachten te hebben en volgt nu wel het advies naar de huisarts te gaan. Op 6 januari 2021 verwijst de huisarts klager voor een foto naar het ziekenhuis, waar op 7 januari 2021 wordt geconstateerd dat er sprake is van een oude fractuur base MC 4 en 5. Het behandeladvies van het ziekenhuis is expectatief en zo-nodig paracetamol. Er hoeft geen controle meer plaats te vinden.

Er zit inderdaad veel tijd tussen de melding en het ziekenhuisbezoek, maar dit is niet aan de medische dienst te wijten. De huisarts gaat niet naar de afdeling voor een handletsel. De weigering van klager naar de medische dienst te gaan, is zijn eigen keuze geweest. Klager wacht vervolgens zelf drie weken voor hij zich bij de medisch dienst heeft gemeld. Klager heeft aangegeven zijn hand te gebruiken en te sporten. De eerste beoordeling door de verpleegkundige is een logische conclusie.

Er is inderdaad geen melding op 27 november 2020 gemaakt en geen van de vrouwelijke verpleegkundigen heeft hier een herinnering van. De eerste melding van pijnklachten was op 1 december 2020. Klager werd toen opgeroepen voor beoordeling op een eventuele fractuur van de hand. Het kan zijn dat de afdeling gebeld heeft, of dat een verzoekbriefje is ingediend. Dat is uit het medisch dossier niet op te maken. De huisarts meent dat het onderzoek door de verpleegkundige correct is geweest en ziet geen fouten of gebreken in de diagnose.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud) kan beroep worden ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts. Het medisch handelen omvat mede het medisch handelen van de door de inrichtingsarts ingeschakelde verpleegkundigen.

Klager heeft op 27 november 2020 met zijn rechterhand op een raam geslagen. In het medisch dossier wordt op 1 december 2020 voor het eerst een melding gedaan die hier naar verwijst. Klager werd opgeroepen voor ‘beoordeling op evt fractuur’, maar wenst niet te komen. Klager zou blijkens het medisch dossier verwachten dat de arts naar hem toekomt. Klager stelt echter dat hij heeft geweigerd te komen omdat het moment samenviel met een bezoekmoment. Klager is die dag niet gezien of beoordeeld. Op 18 december 2020 is klager door de verpleegkundige gezien en wordt de rechterhand onderzocht. Er wordt geen indicatie voor een fractuur gezien maar waarschijnlijk een kneuzing. Op 5 januari 2021 komt klager terug bij de verpleegkundige in verband met aanhoudende klachten. Klager wordt op het spreekuur van de inrichtingsarts gezet, die op 6 januari 2021 klager verwijst naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto. Daaruit blijkt dat sprake is van een fractuur.

De beroepscommissie stelt op basis van het medisch dossier vast dat de verpleegkundige op 18 december 2020 ermee bekend was dat de klachten aan klagers rechterhand werden veroorzaakt door een voorval van drie weken daarvoor. Het betreft dus oud letsel waarvan op basis van het klachtenpatroon door de verpleegkundige geen duidelijke diagnose kon worden gegeven. Er was op dat moment volgens de verpleegkundige geen indicatie voor een fractuur, waarschijnlijk een kneuzing, zo is in het medisch dossier te lezen. De beroepscommissie is van oordeel dat de verpleegkundige klager, zeker nu het een drie weken oude klacht betrof, op dat moment had moeten verwijzen naar het spreekuur van de inrichtingsarts.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (oud). De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

 

Deze uitspraak is op 2 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven