Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7375/GA, 28 september 2021, beroep
Uitspraakdatum:28-09-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7375/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 28 september 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat zijn medische klachten niet worden behandeld.

 

De beklagrechter bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 23 juni 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (DT-2020-66). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. O.J. Much, en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Omdat klager geen antwoord heeft gekregen op zijn klacht van het Hoofd Zorg van de medische dienst of van de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie en daarna niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag door de beklagrechter, wendt hij zich tot de beroepscommissie.

 

Standpunt van de directeur

De beklagrechter is tot het juiste oordeel gekomen. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak te bevestigen.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt vast dat klager zich erover beklaagt dat hij in detentie een open wond heeft opgelopen en dat zijn klacht niet in behandeling wordt genomen door het hoofd van de medische dienst dan wel door de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Justitie.

 

Hiertegen staat niet de beklagprocedure van artikel 60 e.v. van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) open. Klager had in dit geval de beklagprocedure moeten volgen zoals deze (ten tijde van de klacht) is opgenomen in artikel 28 e.v. van de Penitentiaire maatregel (thans artikel 71b e.v. van de Pbw). Deze procedure houdt kort gezegd in dat klager een verzoek tot bemiddeling moet indienen bij het hoofd van de medische dienst. Komen beiden er niet uit, dan stuurt het hoofd van de medische dienst de klacht door ter verdere bemiddeling naar de Medisch Adviseur bij het Ministerie van (thans:) Justitie en Veiligheid. Na ontvangst van het zogenoemde verslag van bemiddeling door de Medisch Adviseur staat voor de gedetineerde een beroepsmogelijkheid open bij de beroepscommissie.

 

Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat de beklagrechter zich bij klachten als de onderhavige onbevoegd moet verklaren om daarvan kennis te nemen (zie RSJ 30 juli 2017, 17/2979/GA). Nu de beklagrechter zich in deze zaak ten onrechte bevoegd heeft verklaard van het beklag kennis te nemen en de klacht vervolgens niet-ontvankelijk heeft verklaard, zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd.

 

Nu klager inmiddels is overgeplaatst vanuit het DC Rotterdam naar de locatie Hoogvliet, zal de beroepscommissie de klacht niet ter bemiddeling voorleggen aan het hoofd van de medische dienst van het DC Rotterdam, maar de klacht rechtstreeks doorsturen naar de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat de beklagrechter onbevoegd is van het beklag  kennis te nemen en stuurt deze medische klacht door naar de Medisch Adviseur van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

 

Deze uitspraak is op 28 september 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven