Nummer R-20/8278/GA
Betreft [Klager]
Datum 16 augustus 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij sinds het invoeren van een nieuw rooster op 30 juli 2020 wordt ingesloten als hij niet deelneemt aan de sport of geen bezoek heeft, waardoor hij in zijn recht op het minimum aantal uren aan activiteiten wordt geschonden.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 4 september 2020 het beklag ongegrond verklaard (Z1 2020-737). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Vanaf 30 juli 2020 wordt klager anders dan voorheen gedurende meerdere activiteiten ingesloten, ondanks het feit dat hij in het plusprogramma verblijft. De beklagrechter heeft overwogen dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat klager het wettelijk vastgestelde minimumaantal uren aan recreatie krijgt aangeboden. Dit standpunt is kennelijk ontleend aan het verweer van de directeur in de beklagprocedure, waarin wordt aangegeven dat uit navraag bij de afdeling is gebleken dat klager de uren krijgt waar hij recht op heeft. Klager betwist dit nadrukkelijk en verzoekt de directeur de stukken over deze navraag te overleggen, zodat klager daarop nader kan reageren.
Standpunt van de directeur
Op grond van artikel 21, in verbinding met artikel 20, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kunnen gedetineerden in een regime van algehele gemeenschap en beperkte gemeenschap worden verplicht zich in hun verblijfsruimte op te houden gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen. Op grond van artikel 3 van de Penitentiaire maatregel (Pm) worden in het regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 uren en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek aangeboden. Uit niets blijkt dat het aangeboden plusprogramma niet voldoet aan de wettelijke vereisten conform artikel 3 van de Pm. Klager stelt dat hij anders dan voorheen gedurende meerdere activiteiten wordt ingesloten en daardoor minder activiteiten heeft dan normaliter in een plusprogramma. Op geen enkele wijze is duidelijk gemaakt of met enig steunbewijs onderbouwd dat klagers dagprogramma niet voldoet aan het bij de wet gestelde aantal minimum uren.
3. De beoordeling
Ingevolge artikel 21 van de Pbw worden gedetineerden in een regime van beperkte gemeenschap in de gelegenheid gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte op. Op grond van artikel 8, aanhef en onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden worden in het regime van beperkte gemeenschap gedetineerden geplaatst die zijn gepromoveerd.
Op grond van artikel 3, derde lid, van de Pm wordt in het regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 uren en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek geboden. In de toelichting bij de Wijzigingsregeling Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met invoering promoveren en degraderen (Stcrt. 2014, nr. 4617 van 20 februari 2014) is vermeld dat het plusprogramma 48 uur aan activiteiten per week omvat. Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat het plusprogramma in de PI Zwolle 48 uur aan activiteiten bevat.
De beroepscommissie constateert dat klagers beklag is gericht tegen een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldige regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd met hogere wet- of regelgeving moet worden geacht. Daartoe overweegt de beroepscommissie als volgt.
Als klager geen gebruik wenst te maken van het sportmoment of indien hij geen bezoek heeft, is de directeur ingevolge artikel 21 van de Pbw bevoegd hem te verplichten zich in zijn verblijfsruimte op te houden. Voorts is niet gebleken dat klager minder activiteiten aangeboden heeft gekregen dan waar hij in een plusprogramma dan wel in een regime van beperkte gemeenschap op grond van artikel 3, derde lid, van de Pm recht op had. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de beroepscommissie het aan klager aangeboden dagprogramma en het insluiten van klager, omdat hij niet aan een activiteit kan of wil deelnemen, dan wel omdat er geen activiteit wordt geboden, niet in strijd met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze uitspraak is op 16 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter