Nummer R-20/8277/GA
Betreft [Klager]
Datum 16 augustus 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de plaatsing in een vieze cel.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 4 september 2020 het beklag ongegrond verklaard (Z1 2020-177). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beklagrechter heeft ten onrechte als vaststaand aangenomen dat het in de PI Zwolle geldende reinigingsprotocol is gevolgd. Klager verzoekt de directeur in zijn verweer in beroep alsnog documenten te overleggen waaruit blijkt dat in klagers geval het protocol is gevolgd.
Standpunt van de directeur
De door de raadsman genoemde term ‘reinigingsprotocol’ wordt door de directeur niet gebruikt of gehanteerd. In de PI Zwolle wordt uitgegaan van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling). Verwezen wordt naar de reacties van drie personeelsleden op 6 februari 2020, zoals weergegeven in het verweerschrift in de beklagprocedure. Er is geen sprake geweest van een verontreinigde cel. Conform artikel 44, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet is bepaald dat de gedetineerde in staat wordt gesteld zijn uiterlijk en lichamelijke hygiëne naar behoren te verzorgen, zo ook dus klager.
3. De beoordeling
Artikel 2, tweede lid, van de Regeling bepaalt dat bij plaatsing de verblijfsruimte schoon wordt opgeleverd aan de gedetineerde, die deze tijdens zijn verblijf zelf schoonhoudt. Uit de toelichting bij voornoemd artikel volgt dat het schoonhouden in beginsel aan de gedetineerde wordt overgelaten, omdat de cel de enige plaats is waar de gedetineerde enigszins ’thuis’ is. Uit oogpunt van hygiëne en gelet op het belang van een volgende gedetineerde bij een zo schoon mogelijk gehouden cel, dient hierop evenwel vanuit de inrichting met een zekere regelmaat toezicht te worden uitgeoefend. Om dezelfde redenen wordt een cel, alvorens te worden betrokken door een nieuwe gedetineerde, zo nodig grondig gereinigd door de op de betreffende afdeling als reiniger aangewezen gedetineerde.
Klager beklaagt zich erover dat hij op 6 februari 2020 is geplaatst in een cel die volgens hem zeer vies en onvoldoende gereinigd was. Klager heeft dit evenwel niet nader toegelicht, door bijvoorbeeld te benoemen om welke onvolkomenheden qua properheid het ging in de nieuwe cel. Daartegenover blijkt uit de inlichtingen van de directeur dat cellen alvorens deze opnieuw in gebruik worden genomen, worden schoongemaakt door de afdelingsreiniger. In klagers geval zou er een reguliere reiniging hebben plaatsgevonden. Een dieptereiniging was kennelijk niet nodig. Bij deze stand van zaken heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie de enkele stelling van klager dat zijn nieuwe cel bij oplevering vies was, voldoende weersproken. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 16 augustus 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. D.R. Sonneveldt, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter