Nummer 21/22306/SGA
Betreft Verzoeker
Datum 22 juli 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van Verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 20 juli 2021 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, voor de duur van vijf dagen, vanwege deelname aan de vader-kind-dag (quarantaine), ingaande op 18 juli 2021 om 12:00 uur en eindigend op 23 juli 2021 om 12:00 uur.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift (beklagkenmerk Nm-2021-771).
2. De beoordeling
Verzoeker heeft op 16 juli 2021 verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van plaatsing in afzondering vanaf 18 juli 2021 na deelname aan de vader-kind-dag (VKD). Uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat (inmiddels) sprake is van tenuitvoerlegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering. Verzoeker kan daarom ingevolge artikel 66 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) worden ontvangen in zijn verzoek.
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
De voorzitter stelt vast dat in de bestreden beslissing staat vermeld dat verzoeker niet is gehoord, omdat verzoeker op voorhand schriftelijk is geïnformeerd over de ordemaatregel. De wet schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Het horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat in onderhavig geval van geen van deze uitzonderingen sprake is. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet is gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de ordemaatregel, de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 22 juli 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter