Nummer R-20/8286/GB
Betreft [Klager]
Datum 27 juli 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 8 oktober 2020 afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Aan klagers overplaatsingsverzoek heeft het gegeven dat hij dichter bij zijn kinderen wil zijn ten grondslag gelegen. Dit verzoek is onderbouwd met niet alleen brieven van zijn minderjarige kinderen, maar ook door de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert. Een horizontale overplaatsing vanuit de PI Lelystad zou kunnen naar ofwel het noorden ofwel het westen. Het westen, de locatie Zuyder Bos, is de dichtstbijzijnde locatie voor klagers kinderen. Zijn kinderen, met name de minderjarigen, en zijn oudste dochter wonen namelijk in de buurt van Heerhugowaard. Hij wil graag het contact met zijn kinderen behouden, juist ook met het oog op enerzijds zijn re-integratie en anderzijds de zorg en opvoeding van zijn kinderen. De laatste drie jaren van zijn detentie wil klager in de buurt van zijn familie doorbrengen om te voorkomen dat hij nog verder verwijderd raakt van de samenleving en zijn gezin. Klager begrijpt niet waarom zijn verzoek niet wordt ingewilligd, ondanks dat het contact met zijn kinderen als een zwaarwegend argument kan worden gezien voor een overplaatsing van een gedetineerde en in het verlengde daarvan zijn recht op family life. Het doet klager deugd dat in het selectieadvies wordt erkend dat het in de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad onmogelijk is om zijn kinderen op bezoek te laten komen.
In de bestreden beslissing wordt gesteld dat klager frequent bezoeker was van de bungalow bij de locatie Zuyder Bos, waar hij zijn kinderen zonder toezicht gedurende lange tijd zou hebben kunnen ontmoeten. Dat klopt niet. De mogelijkheid van geprivilegieerd bezoek in de bungalow heeft nooit maandelijks plaatsgevonden en heeft nooit ten grondslag gelegen aan klagers overplaatsingsverzoek. Dit is alleen benoemd om aan te geven dat het feit dat het helemaal niet kunnen zien van zijn kinderen in de PI Lelystad in een schril contrast staat met de bezoekmogelijkheden zoals aangeboden in de locatie Zuyder Bos. In de eerste plaats wordt daarmee gedoeld op de reguliere vader-kind-bezoeken. Hoewel klager een enkele keer gebruik heeft mogen maken van de bungalow, begrijpt klager zeer goed dat het gebruik van de bungalow een privilege is dat niet automatisch wordt toegekend. Onbegrijpelijk is waarom en hoe verweerder dit bij de bestreden beslissing heeft betrokken, terwijl klager hierover nooit heeft gerept.
Gelet op klagers eigen veiligheid heeft hij niet de namen willen geven van de personen rondom het slachtoffer van het delict waarvoor hij thans is gedetineerd. Klager is zich bewust van de gevolgen als hij wel namen noemt. Tot op heden heeft klager namelijk weinig vertrouwen mogen opbouwen in het nakomen van de toezeggingen door de directeur van de PI Lelystad. Klager heeft zich van het begin af aan niet welkom gevoeld in de PI Lelystad. Ter illustratie verwijst klager naar een beklag inzake het verstrekken van heringevroren en daardoor beschimmeld brood, dat gegrond is verklaard door de beklagcommissie. Het bevreemdt klager dat dit niet in het selectieadvies wordt benoemd. Hetzelfde geldt voor de keer dat klagers bezoek een flesje drinken Extran uit de automaat haalde en dit klager vervolgens onterecht als smokkel van contrabande werd aangerekend. Alles wat klager doet of nalaat ligt onder een vergrootglas, waarvan het beeld af en toe ten onrechte is vertroebeld. Hierdoor krijgt verweerder een onjuist en gekleurd beeld van klager, hetgeen weer aan de beroepscommissie wordt gepresenteerd.
In de bestreden beslissing wordt aangevoerd dat een overplaatsing naar de locatie Zuyder Bos niet aan de orde is, omdat er op of omstreeks 22 september 2019 aldaar een incident heeft plaatsgevonden dat tot een aangifte heeft geleid. Klager heeft inderdaad van de politie begrepen dat er aangifte tegen hem is gedaan, maar dit heeft nooit geleid tot een onderzoek, laat staan tot een vervolging. Klager heeft hiervoor tevens al twee disciplinaire straffen opgelegd gekregen. Hij begrijpt niet waarom dit incident nu wordt aangegrepen als hoofdreden voor de afwijzing van zijn verzoek, en hij daarmee dus indirect voor de derde keer wordt bestraft voor hetzelfde feit.
In de bestreden beslissing valt tevens te lezen dat er tijdens klagers verblijf in de locatie Zuyder Bos regelmatig spanningen waren. Klager zou graag hebben gezien dat dit punt nader was gemotiveerd. In de periode dat klager in de locatie Zuyder Bos heeft verbleven, zijn er naar zijn idee niet zoveel incidenten geweest dat er sprake zou zijn van regelmatige spanningen, die thans ten grondslag hebben mogen liggen aan de bestreden beslissing. Dit geldt temeer nu klager in de locatie Zuyder Bos – alsook in de PI Lelystad – het baantje van reiniger heeft gekregen. Daarnaast was hij in de locatie Zuyder Bos geselecteerd voor een project waarbij gedetineerden meer zelfstandigheid en vrijheden in de gevangenis kregen. Klager verbleef op deze afdeling tot het moment van zijn overplaatsing naar de PI Lelystad. Als er al sprake was van een terechte verdenking van een ontsnappingspoging, dan zou het meer in de rede hebben gelegen dat klager op een geslotenere afdeling zou zijn geplaatst en geen kansen zou hebben gekregen om gedurende een hele dag in het gezinshuis, omringd met familie, te mogen zijn en om met grote regelmaat zijn kinderen te mogen ontvangen in een separate ruimte. Opmerkelijk is dan ook dat de melding van 14 januari 2019, inzake een tip dat er een ontsnappingspoging van klager zou plaatsvinden, in het selectieadvies is opgenomen. Klager ontkent dit ten stelligste. Zowel de directeur als de politie hebben aangegeven dat zij daar werkelijk niets verder over kunnen vertellen dan de letterlijke tekst van de melding, zoals ook opgenomen in het selectieadvies.
Inzake de melding van 2 juni 2019 merkt klager op dat dit een bezoekster was die uit eigen beweging iets had bedacht. Klager heeft hier geen enkele zeggenschap in en wetenschap van gehad. Feit is inderdaad dat een aantal woordenwisselingen hebben plaatsgevonden tussen medegedetineerden en/of personeelsleden. Dit is helaas mede een gevolg van het langdurig opsluiten van mensen. Naar klagers idee zijn de opgesomde disciplinaire straffen en ordemaatregelen, die zijn opgelegd in de locatie Zuyder Bos, in het selectieadvies overtrokken. Temeer daar er over de incidenten in de PI Lelystad onjuiste informatie wordt verstrekt. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat een overplaatsing naar de locatie Zuyder Bos niet aan de orde is, omdat eerdere plaatsingen op andere afdelingen aldaar niet tot een blijvende verbetering in zijn gedrag zouden hebben geleid. Ook hier geldt dat dit niet nader is onderbouwd. Klager kan zich niet heugen dat hij zoveel overplaatsingen heeft gehad dat het noemenswaardig is om dit ten grondslag te leggen aan de bestreden beslissing.
In de overwegingen van verweerder ontbreken eerdere uitspraken van de beroepscommissie. Hiermee wordt gedoeld op de lijn van de beroepscommissie dat een overplaatsing in het kader van een verbetering van de contacten tussen ouder en kind van belang kan zijn en ook moet prevaleren, indien het de ouder betreft die het kind of de kinderen hoofdzakelijk of mede opvoedt. Dit is ook bij klager het geval. Daarnaast wordt verwezen naar RSJ 18 september 2020, R-20/6553/GB, waarin de beroepscommissie heeft geoordeeld dat een plaatsing ver weg van familie – waardoor door de reistijd en -afstand bezoek niet mogelijk was – onredelijk en onbillijk was. Bij klager is bezoek in de PI Lelystad zowel feitelijk alsook qua reistijd niet mogelijk. Laat staan dat bezoek wel mogelijk zou zijn als hij naar de PI Veenhuizen, zoals door verweerder als alternatief voor de PI Lelystad wordt genoemd, zou worden overgeplaatst. Klagers kinderen wonen immers in Amsterdam en Rotterdam.
Verweerder is bij de besluitvorming vergeten advies op te vragen bij het Penitentiair Selectie Centrum (PSC), nu aan klager een gevangenisstraf van meer dan acht jaren is opgelegd. Er is geen ander alternatief naast de locatie Zuyder Bos, gelet op de reisafstand voor klagers kinderen. Het had verweerder gesierd om aan te geven waarom het zeven maanden, na ontvangst van het beroepschrift, heeft geduurd om verweer te voeren.
Klager verzoekt te worden gehoord en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Klager heeft aangevoerd weinig vertrouwen te hebben in de toezeggingen door de directeur van de PI Lelystad, nu een week na de gegrondverklaring van zijn beklag inzake de verstrekking van beschimmeld brood er weer beschimmeld brood is uitgedeeld. Dit beklag staat uiteraard niet in verhouding tot klagers vrees voor zijn fysieke veiligheid en daarmee de orde, rust en veiligheid in de inrichting. De directeur draagt zorg voor een veilige inrichting en in gevallen waar de orde, rust en veiligheid in het geding is, doet hij onderzoek en handelt hij volgens de uitkomst van een dergelijk onderzoek. Klager geeft niet aan voor welke medegedetineerden hij vrees heeft. Daarom is niet te controleren of deze vrees ook gegrond is. Navraag bij de inrichting wijst evenwel uit dat klager nimmer gebruik maakt van zijn sport- en luchtmomenten. De vraag of klager moet vrezen voor een fysieke aanval tijdens het sporten of luchten werd door een afdelingsmedewerker ontkennend beantwoord. Afdelingen luchten in beginsel apart van elkaar. Indien afdelingen toch op hetzelfde moment luchten, dan wordt klagers fysieke veiligheid gewaarborgd door het personeel en een scheiding van twee hekken, met daartussen nog enkele meters ruimte.
Voor wat betreft de in de bestreden beslissing genoemde incidenten in de locatie Zuyder Bos, verwijst verweerder naar het selectieadvies, waarin een opsomming van deze incidenten staat. Klager lijkt de ernst van deze incidenten te betwisten. Enkel het geweldsincident van 23 september 2019 draagt al de afwijzing van klagers verzoek om terug te keren naar de locatie Zuyder Bos. Een uitgebreid onderzoek naar aanleiding van de aangifte is hierbij niet nodig.
Verweerder heeft met klager mee willen denken om tot een oplossing te komen om het bezoek van zijn kinderen te kunnen faciliteren. Klager geeft echter zelf aan alleen naar de locatie Zuyder Bos te willen worden overgeplaatst. Een terugplaatsing naar deze inrichting is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, echter uitgesloten. Het staat klager vrij om een overplaatsingsverzoek naar een andere inrichting in te dienen, indien daar het contact met zijn kinderen kan worden gefaciliteerd. Uit de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 februari 2014 houdende wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 2014, nr. 4617) volgt dat het PSC niet meer bestaat. Dit argument treft dan ook geen doel.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Lelystad. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Zuyder Bos, omdat hij dan dichter bij zijn kinderen is en zij hem (makkelijker) kunnen bezoeken.
Bezoek kinderen
De beroepscommissie concludeert dat de bezoekproblematiek van klagers kinderen in beroep niet als zodanig onderwerp van het geschil is, nu verweerder in de bestreden beslissing reeds te kennen heeft gegeven dit zwaarwegend genoeg te achten om tot overplaatsing van klager over te gaan. Het multidisciplinair overleg heeft in dezen ook positief geadviseerd.
Incidenten locatie Zuyder Bos
Klagers verzoek is afgewezen, omdat klager op 26 september 2019 in verband met de orde, rust en veiligheid in de locatie Zuyder Bos uit deze inrichting is overgeplaatst naar de PI Lelystad. Hieraan heeft primair een geweldsincident met een medegedetineerde ten grondslag gelegen, waarvoor klager op 22 september 2019 disciplinair is gestraft. Tevens is naar aanleiding hiervan aangifte tegen klager gedaan. Daarnaast zou klager gedurende zijn verblijf in de locatie Zuyder Bos regelmatig voor spanningen hebben gezorgd en hebben (interne) overplaatsingen naar andere afdelingen niet tot een blijvende verbetering in zijn gedrag geleid.
Evenwel is niet gebleken dat verweerder informatie heeft ingewonnen bij de locatie Zuyder Bos inzake de wenselijkheid van een eventuele terugkomst van klager in deze inrichting. De locatie Zuyder Bos heeft kennelijk enkel aan verweerder bevestigd dat klager tijdens zijn eerdere verblijf over een privilege beschikte, inhoudende dat hij maandelijks bezoek ontving van zijn kinderen in een bungalow. Nu de in het selectieadvies van 24 augustus 2020 beschreven incidenten, die zich hebben voorgedaan in de locatie Zuyder Bos, inmiddels enige tijd geleden hebben plaatsgevonden en klager thans in de PI Lelystad goed functioneert, kon verweerder naar het oordeel van de beroepscommissie niet zonder meer, dat wil zeggen: zonder ingewonnen actuele informatie van de locatie Zuyder Bos, tot de conclusie komen dat een overplaatsing van klager naar de locatie Zuyder Bos is uitgesloten.
Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Ten overvloede – en in lijn met hetgeen verweerder heeft aangevoerd – merkt de beroepscommissie nog op dat uit de Memorie van Toelichting bij de Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 10 februari 2014 houdende wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met de invoering van promoveren en degraderen van gedetineerden (Stcrt. 2014, nr. 4617) blijkt dat het PSC niet meer bestaat als zelfstandige organisatie. Het voorleggen ter advisering van een beslissing als de onderhavige is sindsdien niet langer vereist, zodat verweerder zelfstandig bevoegd is deze beslissing te nemen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 27 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter