Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21160/TB, 19 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21160/TB

     

Betreft [klager]

Datum 19 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 16 april 2021 beslist klager te plaatsen in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de aanvullingen daarop, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. Ontvankelijkheid

Verweerder heeft gesteld dat klager het beroep te laat heeft ingediend en daarom niet ontvankelijk in zijn beroep verklaard moet worden.

 

Op grond van artikel 69, eerste en vierde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) in samenhang met artikel 58, vijfde lid, Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot plaatsing of overplaatsing uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van die beslissing te worden ingediend.

 

Als dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift door het secretariaat van de beroepscommissie wordt ontvangen, dan wel de dag die door of namens het hoofd van de inrichting is gestempeld op het beroepschrift of de envelop waarin dit wordt verzonden. Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, als blijkt dat het beroepschrift zo spoedig als redelijkerwijs van de indiener van het beroep kon worden verlangd is ingediend.

 

De beslissing waartegen klager beroep heeft ingesteld dateert van 16 april 2021. De beslissing is op 19 april 2021 aan klager uitgereikt. De envelop waarin het beroepschrift is verzonden, bevat geen poststempel. Wel staat op die envelop een stempel inhoudende dat de frankering is gecontroleerd. Die controle is van 26 april 2021. Nu niet kan worden uitgesloten dat vertraging in de verzending door de controle van de frankering door PostNL is ontstaan, zal de beroepscommissie klager in het beroep ontvangen.

 

3. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager acht de beslissing van 16 april 2021 tot plaatsing in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (verder: Van der Hoeven Kliniek) onrechtmatig. Er heeft geen multidisciplinair onderzoek volgens de richtlijnen plaatsgevonden op basis waarvan bij hem een persoonlijkheidsstoornis kan worden vastgesteld. Bovendien is het (vermeende) multidisciplinaire onderzoek niet op de juiste wijze uitgevoerd. Klager heeft op principiële gronden geweigerd mee te werken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). Hij heeft aangifte tegen het PBC gedaan en klachten ingediend bij het medisch tuchtcollege en de Autoriteit Persoonsgegevens. Klager verzoekt de beroepscommissie onderzoek te doen naar het rapport van het PBC dat onwaar is en frauduleus - ontstaan uit machtsmisbruik en door liegen onder ambtseed - tot stand is gekomen en dit rapport aan deskundigen voor te leggen.

Ook de in de beslissing opgenomen grond dat klager een IQ hoger dan 80 heeft, is een aanname, omdat geen testpsychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De over hem opgestelde rapporten zijn bovendien ouder dan een jaar en daarom niet meer geldig. Deze informatie is ten onrechte bij het bestreden plaatsingsbesluit betrokken.

Klager is puur vanwege de leefomstandigheden akkoord gegaan met de plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek. Klager ziet zijn verblijf daar als wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling al is ingegaan en hij een tbs-status van een ‘politiek gevangene’ heeft. Klager verzoekt om plaatsing in bij voorkeur de FPK Assen in verband met zijn resocialisatietraject, arbeidstoeleiding en de omgeving waar hij zich wil gaan vestigen. Een tbs-kliniek heeft hem daarin niets te bieden.

 

Standpunt van verweerder

Het bestreden plaatsingsbesluit van 16 april 2021 is op goede gronden genomen. Deze beslissing is op de indicatiestelling TBS gebaseerd, waarin is aangegeven dat bij klager sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Klager is klinisch geobserveerd in het PBC, op basis waarvan een onafhankelijke GZ-psycholoog en psychiater onderzoek hebben verricht. Ook heeft een onafhankelijk forensisch milieuonderzoeker een onderzoek uitgevoerd. Dit heeft samen tot een multidisciplinaire rapportage geleid. Klager heeft zijn medewerking aan het onderzoek binnen het PBC (grotendeels) geweigerd en ook overigens niet meegewerkt aan de totstandkoming van de multidisciplinaire rapportage. Desondanks zijn de onderzoekers tot de conclusie gekomen dat een rapport kon worden opgemaakt en een diagnose kon worden gesteld, omdat klager toch enige tijd met hen heeft gesproken en ook anderszins genoeg van zichzelf heeft laten zien. De onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat bij klager sprake is van een ernstige en complexe persoonlijkheidsstoornis en dat klager op een ten minste bovengemiddeld intelligentieniveau functioneert.

In de indicatiestelling TBS is bepaald dat beveiligingsniveau vier voor klager noodzakelijk is. Beveiligingsniveau vier kan alleen door FPC’s worden geboden. Plaatsing in een FPK is geen optie, omdat in een FPK niet meer dan beveiligingsniveau drie kan worden geboden. Verder hebben de gestelde diagnose en het IQ van betrokkene geen invloed op het plaatsingsbesluit gehad. Alle FPC’s in Nederland zijn toegerust op de behandeling van TBS-gestelden met een IQ hoger dan 80 in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek.

Uitgangspunt van het plaatsingskader TBS dwang van 7 mei 2020 (de beroepscommissie leest oktober 2019) is dat de TBS-gestelde zoveel mogelijk in de regio van herkomst wordt geplaatst, tenzij sprake is van een of meer contra-indicaties. In geval van klager is sprake van contra-indicaties voor plaatsing in een kliniek binnen zijn regio – de Van Mesdagkliniek – in verband met slachtofferbelangen, zijn criminogene netwerk, de te verwachten maatschappelijke onrust en de weerstand bij het openbaar bestuur bij aanvang van eventuele verloven. Vanwege de voormelde contra-indicaties is naar een ander FPC gezocht. De kliniek die na de Van Mesdagkliniek het meest nabij de woonplaats van klager is gelegen, is FPC de Oostvaarderskliniek. Gelet echter op ernstige stalking van personeelsleden in het PBC door klager, is vanuit veiligheids- en behandelinhoudelijk oogpunt ervoor gekozen om betrokkene evenmin in FPC de Oostvaarderskliniek te plaatsen. FPC Van der Hoeven Kliniek is na de twee genoemde klinieken het dichtst bij de woonplaats van klager gelegen, zodat daar naar is uitgeweken. Tot slot is van wederrechtelijke vrijheidsberoving geen sprake, nu klager tot een v.i.-waardige vrijheidsstraf in combinatie met TBS met dwangverpleging is veroordeeld, waardoor de v.i.-regeling weliswaar van toepassing is. Maar bij TBS met dwangverpleging wordt de v.i.-proeftijd van rechtswege opgeschort. De v.i.- proeftijd zal herleven op het moment dat de rechter de TBS met verpleging voorwaardelijk beëindigt.

 

4. De beoordeling

Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak een gevangenisstraf van vijf jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd. Na afloop van de gevangenisstraf is klagers tbs aangevangen. Er is daarom, anders dan klager stelt, geen sprake van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.

 

Klager is geplaatst in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht. Hij wil graag worden geplaatst in FPK Assen in verband met zijn resocialisatietraject, arbeidstoeleiding en de omgeving waar hij zich later wil gaan vestigen.

 

Uit de grote hoeveelheid aan stukken die klager op 10 juni 2021 bij de beroepscommissie heeft ingediend, destilleert de beroepscommissie onder andere dat klager vindt dat hem ten onrechte tbs is opgelegd. Dit valt echter buiten de reikwijdte van dit beroep. Klager kan zijn bezwaren tegen (het verlengen van) de tbs-maatregel voorleggen aan de rechter die over die verlenging beslist. In deze procedure gaat het alleen om klagers bezwaren tegen zijn plaatsing in de Van der Hoeven Kliniek. Verder ziet de beroepscommissie in wat klager heeft aangevoerd geen reden de diagnose van klagers psychische problematiek en de constatering dat hij op een ten minste bovengemiddeld intelligentieniveau functioneert niet als een gegeven aan te nemen.

 

Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:

a.  de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b.  de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en

c.  de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

 

Het uitgangspunt van het Beleidskader plaatsing TBS dwang 17 oktober 2019 is dat een ter beschikking gestelde in een instelling binnen zijn eigen regio wordt geplaatst, tenzij sprake is van een contra-indicatie.

 

Uit de indicatiestelling TBS van klager komt naar voren dat bij klager een ernstige persoonlijkheidsstoornis is gediagnosticeerd en dat klager in een FPC dient te worden geplaatst. Voor klager geldt een indicatie voor beveiligingsniveau 4. Op grond van zijn opstelling tijdens het onderzoek en ook tijdens zijn verblijf binnen de PI, zal klager zich vermoedelijk blijven verzetten tegen een behandeling. Om klager te kunnen laten profiteren van zijn behandeling en in aanmerking genomen de ernstige problematiek van klager is hij op een behandeling in een FPC aangewezen.

 

Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. Verweerder heeft klager met inachtneming van de indicatiestelling en de hierboven vermelde contra-indicaties in redelijkheid kunnen plaatsen in de Van der Hoeven Kliniek. Klagers stelling dat een overplaatsing naar FPK Assen uit behandeloogpunt beter voor hem is, vindt geen steun in de stukken. Bovendien is plaatsing in FPK Assen vanwege het beveiligingsniveau dat daar lager is dan geïndiceerd, niet mogelijk.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

5. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven