Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1034/GB, 26 juni 2007, beroep
Uitspraakdatum:26-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1034/GB

Betreft: [klager] datum: 26 juni 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 april 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder een door klager ingediend schorsingsverzoek, voorzien van bijlagen, de beslissing op dat schorsingsverzoek (kenmerk 07/1091/SGB) en de bestreden beslissing. Klagers raadsman heeft bij brief van 8 juni 2007 een
nadere toelichting gegeven op het beroep. Die toelichting is ter kennisneming gezonden aan de selectiefunctionaris.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 29 september 2004 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in het huis van bewaring Rotterdam, de gevangenis Zoetermeer, de gevangenis voor beperkt gemeenschapsgeschikten (b.g.g.) Nieuw Vosseveld te Vught en de b.g.g. Overmaze te
Maastricht. Op 27 februari 2007 is hij geplaatst in Paviljoen IV-A Demersluis, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het schorsingsverzoek en de door klager daarbij gevoegde bijlagen geven het standpunt van klager goed weer. Klager heeft toen – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De selectiebeslissing is genomen op grond van achterhaalde en veelal eenzijdige informatie. Klager heeft eerder verbleven in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Rotterdam waar sprake was van ernstige wantoestanden. Klager heeft daarvan ook aangifte
gedaan bij de Rijksrecherche. Ook heeft hij daar veel beklagzaken ingediend en gewonnen. In de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel, waarheen klager werd overgeplaatst, heeft klager ook een aantal klachten ingediend en gewonnen. Klager is daar
toen opgekomen voor zijn medegedetineerden en heeft hen geholpen bij het instellen van beklag tegen beslissingen van de directeur. Naar aanleiding daarvan werd hij disciplinair gestraft. Vervolgens is klager lid geworden van de gedetineerdencommissie.
Hij is vervolgens overgeplaatst naar de locatie Zoetermeer. Ook daar was sprake van ernstige misstanden, waartegen klager is opgekomen. Zo heeft hij onder meer schorsingsverzoeken ingediend bij de voorzitter. Die verzoeken zijn toen afgewezen op grond
van meinedige verklaringen van de directeur. Klager heeft, teneinde zijn gelijk te krijgen, toen een kort geding aangespannen. In Zoetermeer is klager meerdere malen ten onrechte disciplinair gestraft en ook is hij daar, terwijl hij in afzondering
verbleef, ernstig mishandeld. Tegen zijn overplaatsing naar Zoetermeer had klager beroep ingesteld maar de beroepscommissie heeft dat beroep – na negen maanden – niet-ontvankelijk verklaard. Klager is vervolgens overgeplaatst naar de p.i. Vught. Daar
heeft hij inderdaad vernielingen aangericht in zijn verblijfsruimte. Reden daarvoor was dat hij kwaad was over het hem jarenlang aangedane onrecht. Klager is van mening dat hem onrecht wordt aangedaan en dat de detentie die hij moet ondergaan inhumaan
is. Hij vindt dat hij ten onrechte is overgeplaatst naar Paviljoen IV-A Demersluis te Amsterdam.

3.2. Klagers raadsman heeft in zijn nadere toelichting d.d. 8 juni 2007 nog het
volgende –zakelijk weergegeven – aangevoerd.
Hetgeen de selectiefunctionaris in zijn beslissing van 26 februari 2007 heeft aangevoerd omtrent opruiend gedrag, gezagsondermijnende activiteiten en bedreigingen, wordt door klager ten stelligste betwist. Hij komt slechts voor zijn rechten op. Hij
bewandelt daartoe alle hem openstaande middelen. Kennelijk zijn medewerkers van de inrichting daar niet van gediend, hetgeen mogelijk tot frustratie bij het personeel leidt. Dat kan dan weer tot gevolg hebben dat men hem ter overplaatsing aanbiedt aan
de selectiefunctionaris. Het standpunt van de selectiefunctionaris is niet gebaseerd op enig concreet feit. Uit het dossier komt niet naar voren dat klager opruiend gedrag zou vertonen, mensen zou bedreigen of gezagsondermijnend bezig zou zijn. Indien
klager zich zou hebben gedragen zoals de selectiefunctionaris doet voorkomen, zou hem regelmatig verslag aangezegd moeten worden en hem disciplinaire straffen moeten zijn opgelegd. Daarvan blijkt niet. In het verleden is klager weliswaar disciplinair
gestraft, maar de beklagen tegen die beslissingen zijn vrijwel alle gegrond verklaard. Klager is van mening dat hij naar Paviljoen IV-A Demersluis wordt overgeplaatst omdat hij met regelmaat beklag instelt en omdat hij, naast het daarmee behartigen van
zijn eigen belangen, ook andere gedetineerden van advies voorziet. Dit kan echter volgens klager nooit een reden zijn voor overplaatsing naar een regime als geldt in Paviljoen IV-A Demersluis. Door de directeur wordt in het selectieadvies feitelijk ook
erkend dat klager legaal niets fout deed. Zijn gedrag, het willen helpen van medegedetineerden, wordt echter als negatief bestempeld. De selectiefunctionaris heeft bij zijn beslissing geen onpartijdige rol gespeeld. Hij heeft het bezwaar van klager
niet
beoordeeld aan de hand van inlichtingen en standpunten van beide partijen. Daardoor is klagers rechtspositie op grove wijze aangetast. Zijn standpunt wordt door de selectiefunctionaris immers als “niet ter zake doende” ter zijde gesteld. De door klager
overigens erkende vernielingen in zijn verblijfsruimte in de b.g.g. te Vught, mogen in deze procedure geen rol spelen. Daarvoor is enerzijds te veel tijd verstreken en anderzijds is klager daarvoor al gesanctioneerd en is hij overgeplaatst naar de
b.g.g. te Maastricht.

3.3. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van de b.g.g. Overmaze heeft een selectievoorstel gedaan om klager over te plaatsen naar een landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (LABG). Klager is na zijn inverzekering- en inbewaringstelling geplaatst in het
h.v.b.
te Rotterdam. Van daaruit is hij overgeplaatst naar het h.v.b. te Krimpen aan den IJssel, zulks vanwege zijn houding en gedrag ten opzichte van het personeel. Klager is vervolgens, na te zijn afgestraft, geplaatst in de gevangenis Zoetermeer, waar een
regime van algehele gemeenschap gold. Ook daar verliep klagers detentie niet zonder slag of stoot. Zo diende hij vele klaagschriften in en weigerde hij mee te werken aan plaatsing in een meerpersoonscel. In verband daarmee heeft hij een medewerkster
van
de medische dienst bedreigd en is hij daarvoor disciplinair gestraft. Ook heeft hij daarna een personeelslid om onbekende redenen uitgescholden, waarvoor hem veertien dagen strafcel zijn opgelegd. Vervolgens ging hij in honger- en dorststaking. Toen de
directeur besloot klager voor te stellen voor plaatsing in een b.g.g.-gevangenis, begon klager een handtekeningenactie tegen het (plaatsvervangend) afdelingshoofd. Hij beschuldigde personeel van het invoeren van contrabande. Ook heeft hij het personeel
meerdere malen met de dood bedreigd. Eén en ander heeft geleid tot klagers plaatsing in de b.g.g. te Vught. In Vught werden zijn medegedetineerden het gedrag van klager al snel beu. Met name was er regelmatig onenigheid met de afdelingsreiniger. Toen
hem verslag was aangezegd ter zake van het betreden van andermans cel, kwam hij dreigend op de bewaarderwacht af. Hij dreigde om het dienstdoende personeel en het afdelingshoofd er uit te zullen werken. Hierbij werden andere gedetineerden door hem
opgehitst. Ten gevolge daarvan ontstonden er kampen op de b.g.g. Een en ander heeft geleid tot een uitbarsting bij klager, waarbij hij zijn cel totaal heeft vernield en hij door het Interne Bijstandsteam in een afzonderingscel geplaatst moest worden.
In
de afzondering heeft hij wederom het personeel bedreigd en alle medewerking geweigerd. Klager is vervolgens, na op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) te Vught te hebben verbleven, overgeplaatst naar de b.g.g. Overmaze te Maastricht. Vanuit
Maastricht wordt aangegeven dat de rode draad van klagers detentie het steeds weer manipuleren, stiekem achter de schermen opereren en het opruien van medegedetineerden tegen het personeel is. Klager heeft daar getracht een gedetineerdencommissie op te
richten met zichzelf als voorzitter. Klager ging één en ander steeds meer op de persoon spelen in beklagzaken. Ook liet hij bezoekers van een medegedetineerde, die gescreend hadden moeten worden, op zijn bezoeklijst plaatsen, zodat deze bezoekers
ongescreend de inrichting binnen konden komen. Klager werd door de groepsleiding van de b.g.g. Overmaze, gelet op zijn gedrag en gelet op een vechtpartij met een medegedetineerde, niet groepsgeschikt geacht en kon daarom niet terugkeren in de b.g.g.
Overmaze. Bij de beslissing klager te plaatsen in de b.g.g. Overmaze is overwogen dat, indien klagers opstandige gedrag en houding zouden voortduren, dit zou kunnen leiden tot plaatsing in een LABG. Klager is op 14 februari 2007 geplaatst in de l.a.a.
te Vught. Op 26 februari 2007 heeft de selectiefunctionaris besloten klager over te plaatsen naar de gevangenis van Paviljoen IV-A Demersluis, welke inrichting een LABG is.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van Paviljoen IV-A Demersluis is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.
De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag en betrokkenheid bij onrustoproepende voorvallen in de diverse inrichtingen waar hij eerder heeft verbleven, verstrekte gegevens in redelijkheid kunnen aanmerken als een
contra-indicatie voor plaatsing in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap. Hetgeen door en namens klager is aangevoerd met betrekking tot de redenen voor het – in zijn ogen – onjuist rapporteren over zijn gedrag en
(on)geschiktheid voor een inrichting met een regime van algemene of beperkte gemeenschap, wordt onvoldoende aannemelijk geacht. Voor zover namens klager als verweer wordt aangevoerd, dat eerder door klager vertoond gedrag in een andere inrichting niet
mag meewegen omdat enerzijds één en ander langere tijd geleden zou zijn gebeurd en anderzijds omdat klager voor dit gedrag is gesanctioneerd en overgeplaatst, wordt dit verweer gepasseerd. Voorvallen tijdens de gehele detentie kunnen bij de
beoordeling
van de geschiktheid voor een bepaald regime mee worden gewogen. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beziend, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing klager over te plaatsen naar een inrichting met een individueel regime
niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 juni 2007

secretaris voorzitter

Naar boven