Nummer 21/22327/STA
Betreft [Verzoeker]
Datum 22 juli 2021
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Het hoofd van FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft beslist (nog) geen bezoek zonder toezicht toe te laten.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.
2. De standpunten
Standpunt van verzoeker
Het hoofd van de instelling weigert verzoeker bezoek zonder toezicht te verlenen, terwijl hij dit altijd heeft gehad op zijn kamer en in het appartement. Dit was tot de uitbraak van het coronavirus in Nederland. Inmiddels is, zo blijkt uit de brief van de Minister, bezoek zonder toezicht weer mogelijk – zij het in een appartement in plaats van op de eigen kamers –, maar de instelling staat het nog steeds niet toe. Er wordt als reden gegeven dat de besmettingen weer flink oplopen, maar dat is een slap excuus, want men mag weer knuffelen en is gevaccineerd. Zo ook verzoekers vrouw, die ook bereid is zich te laten testen. Dat zijn de voorwaarden waaronder bezoeken weer mogen plaatsvinden. De instelling heeft expliciet benadrukt altijd de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te volgen met het te voeren beleid, maar wijkt daar nu van af. De beslissing om geen bezoek zonder toezicht te verlenen is dan ook in strijd met het eigen beleid van de instelling. Verzoeker heeft geen persoonlijke indicatie om hem het bezoek zonder toezicht te weigeren.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Er is sprake van een bijzondere situatie en er zijn nog steeds landelijke maatregelen van kracht om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Vanuit DJI is op 18 juni 2021 te kennen gegeven dat bezoek zonder toezicht bij gedetineerden vanaf 21 juni 2021 onder voorwaarden weer mogelijk kan zijn. Naar aanleiding van dit bericht is binnen de instelling onderzocht wat de mogelijkheden zijn om bezoek zonder toezicht op een veilige wijze te kunnen laten plaatsvinden. Nu het aantal besmettingen in de maatschappij de afgelopen weken sterk is opgelopen, is besloten om op dit moment nog geen mogelijkheden voor bezoek zonder toezicht aan te bieden om zo het risico op een besmetting en verspreiding binnen de instelling te beperken. Dit is in het belang van de gezondheid van alle patiënten, medewerkers en de maatschappij. Het is verzoeker wel toegestaan om bezoek te ontvangen, hetgeen plaatsvindt in de daartoe bestemde ruimte waar op afstand toezicht kan worden gehouden. Er wordt wekelijks opnieuw beoordeeld of bezoek zonder toezicht verantwoord wordt geacht.
3. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Nu verzoeker (onweersproken) heeft gesteld dat hij in het verleden altijd bezoek zonder toezicht heeft gehad en dat hem dit altijd is toegestaan, begrijpt de voorzitter dat in verzoekers behandelplan is opgenomen dat hij (elk weekend) – de maatregelen ter voorkoming van de verdere verspreiding van het coronavirus daargelaten – bezoek zonder toezicht mag ontvangen. Met het oog daarop acht de voorzitter voldoende aannemelijk dat verzoeker niet schorsing vraagt van algemeen in de instelling geldend beleid, maar van de (individuele) beslissing van het hoofd van de instelling om daarop voor verzoeker geen uitzondering te maken. Gelet daarop kan hij in zijn verzoek worden ontvangen.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan de beslissing van het hoofd van de instelling om bij de huidige stand van zaken en vanwege de sterke toename van het aantal besmettingen met het coronavirus in de afgelopen weken (vooralsnog) geen bezoek zonder toezicht toe te laten in de instelling niet op voorhand als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De DJI heeft weliswaar te kennen gegeven dat bezoek zonder toezicht vanaf 21 juni 2021 onder voorwaarden weer mogelijk kan zijn, maar het is aan het hoofd van de (afzonderlijke) instelling(en) om te bezien of en hoe dit op een veilige en verantwoorde manier kan plaatsvinden. Het hoofd van de instelling heeft in de onderhavige procedure te kennen gegeven dat wekelijks opnieuw wordt beoordeeld of bezoek zonder toezicht verantwoord wordt geacht. De voorzitter zal het verzoek, gelet op het voorgaande, afwijzen.
4. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 22 juli 2021 gegeven door mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.
secretaris voorzitter