Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20621/GV, 23 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20621/GV

    

Betreft [klaagster]

Datum 23 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 maart 2021 klaagsters verzoek tot strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) afgewezen.

 

Klaagster heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klaagster en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

De beslissing van verweerder is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Door verweerder is geen belangenafweging gemaakt. Bovendien heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt wat de reden is van de afwijzing van klaagsters verzoek, noch is rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden.

 

Klaagster wil eerder terugkeren naar Ecuador. Haar zaak is onherroepelijk en zij heeft een document ondertekend waarin staat dat zij gedurende tien jaar niet naar Nederland zal terugkeren. Klaagster heeft twee minderjarige dochters in Ecuador. Haar dochters zijn al twee jaar niet naar school geweest en klaagster wil voorkomen dat zij voor het derde jaar geen onderwijs kunnen genieten. Daarnaast heeft klaagsters oudste dochter autisme en microcefalie. Hiervoor moet zij periodiek naar het ziekenhuis voor controle, maar deze controle heeft door de afwezigheid van klaagster niet plaats kunnen vinden.

 

Vanaf het moment dat klaagster medio 2019 in verzekering is gesteld heeft zij haar verantwoordelijkheid genomen en inmiddels bijna de helft van haar straf uitgezeten. Verweerder heeft de mogelijkheid om klaagster strafonderbreking te verlenen en haar vóór de huidige vastgestelde einddatum terug te sturen naar Ecuador. Er is geen reden die zich hiertegen verzet. Klaagster wil de gronden van haar beroep graag mondeling nader toelichten.

Zij verzoekt het beroep gegrond te verklaren en alsnog positief te beslissen op haar verzoek om haar na het uitzitten van de helft van haar straf terug te sturen naar haar land van herkomst.

Standpunt van verweerder

Hoewel het begrijpelijk is dat klaagster bij haar kinderen wil zijn, voldoet zij op dit moment niet aan de vereisten voor strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling. Klaagster heeft in haar verzoek geen onderliggende documenten met betrekking tot haar kinderen kunnen overleggen. Daarbij ligt klaagsters officiële datum om voor strafonderbreking in aanmerking te komen nog ver in de toekomst, namelijk op 7 oktober 2021.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De zorgen over klaagsters kinderen beïnvloeden haar welzijn en welbevinden. Daarnaast zijn haar houding en gedrag in de inrichting goed. In het belang van de kinderen wordt positief geadviseerd op een vervroegde strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling.  

 

3. De beoordeling

Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Nu de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen, wijst de beroepscommissie het verzoek af.

 

Klaagster is sinds 30 juli 2019 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en vier maanden met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klaagsters detentie is momenteel bepaald op 11 november 2022.

 

Klaagster behoort tot de categorie strafrechtelijk veroordeelde vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Ingevolge artikel 40a van de Regeling kan strafonderbreking voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend nadat ten minste de helft van de straf is ondergaan. Indien een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren is opgelegd, kan strafonderbreking worden verleend, nadat ten minste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan. Aan de strafonderbreking wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.

 

Klaagster heeft nog niet tweederde gedeelte van de aan haar opgelegde straf ondergaan, zodat zij nog niet in aanmerking komt voor strafonderbreking in het kader van artikel 40a van de Regeling. Een belangenafweging kan hierom nog niet in haar voordeel uitvallen. Van strijd met de door klaagster aangehaalde beginselen is de beroepscommissie niet gebleken.

 

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing – ofschoon deze ten tijde van het afgeven daarvan meer had behoren te worden gemotiveerd – juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 23 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven