Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20340/GV, 19 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:19-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20340/GV

        

Betreft [klager]

Datum 19 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 maart 2021 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om strafonderbreking teneinde voor zijn ernstig zieke vrouw te kunnen zorgen. Bij klagers vrouw is melanoomkanker met uitzaaiingen in de hersenen, lever, longen en botten geconstateerd. Hiervoor wordt zij behandeld in het UMC Utrecht. Klagers vrouw heeft veel pijn aan haar schouder, arm en been. Zij ondervindt tevens uitval van haar arm en been en er is sprake van aangetaste motoriek. Zij is onder meer niet meer in staat om naar de huisarts te lopen en traplopen is bijna onmogelijk. Vanaf 1 maart 2021 is er palliatieve begeleiding in verband met de uitval van ledematen. Inmiddels zijn het Rivas en een sociaal-maatschappelijk team bezig om te voorzien in hulpmiddelen en hulp. Huishoudelijke hulp is op dat moment nog niet aanwezig, maar daarover wordt wel met klagers vrouw gesproken. Inmiddels heeft klagers vrouw de beschikking over een alarmknop en een wc-verhoger met stang. Zij is nog bezig met de aanschaf van een rollator.

 

Volgens het Bajesboek kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een zeer ernstig zieke levenspartner. De diagnose van klagers vrouw voldoet hieraan. Dit wordt ondersteund door de prognose van het UMC Utrecht dat zij bij niet behandelen nog twee maanden tot maximaal een jaar te leven heeft. Indien zij wel wordt behandeld komt daar een aantal jaren bij. De bijwerkingen van deze behandelingen zullen zich vooral openbaren door ontstekingen in het spijsverteringstelsel en organen. Deze bijwerkingen belemmeren klagers vrouw in haar algemene dagelijkse levensbehoeften (ADL). Klager verzoekt nadrukkelijk om opnieuw een medisch advies aan te vragen bij de behandeld artsen van zijn vrouw. Daarnaast zouden het Rivas en het sociaal-maatschappelijk team kunnen worden benaderd om te toetsen of sprake is van voorziening in hulpmiddelen en/of huishoudelijke hulp. De situatie wordt door de tijd heen steeds ernstiger. Klagers vrouw zou een formulier zijn toegestuurd om een beschrijving te geven van haar medische situatie, maar zij heeft dit tot op heden niet ontvangen.

 

Ten aanzien van het slachtoffer heeft klager een contactverbod; of er een locatieverbod is kan klager zich niet herinneren, maar in ieder geval niet voor de woonplaats van het slachtoffer. Indien dat wel het geval is, dan hebben justitie en klager een probleem. Klager valt namelijk in die woonplaats onder toezicht van de reclassering. In het geval van een gebiedsverbod kan hij zich niet melden bij de reclassering. Hierdoor kan klager niet re-integreren. Aan klager wordt overigens een extra gebiedsverbod opgelegd wanneer hij niet in zijn eigen huis mag komen, terwijl de politie en zijn vrouw wel toestemming geven. Klager zou een enkelband met gps kunnen dragen. Het verbaast klager daarnaast dat het slachtoffer zijn vrouw wil bezoeken. Tijdens klagers detentieperiode heeft het slachtoffer zijn vrouw slechts eenmaal gebeld en is zij niet op bezoek geweest. Indien het slachtoffer, of andere personen, wel op bezoek willen bij zijn vrouw moeten zij, in verband met haar gezondheid, eerst een afspraak met haar maken. In dat geval is bekend wanneer zij komen en kan klager er zorg voor dragen dat hij niet aanwezig is in de woning. Met een enkelband met gps kan justitie dit in de gaten houden.

 

Tot slot wordt in het Bajesboek aangegeven dat er een alternatief moet worden gezocht voor strafonderbreking. Algemeen verlof wordt, in verband met de coronamaatregelen, niet toegestaan. De enige andere mogelijkheid is het open kamp. Sinds 5 februari 2021 komt klager daarvoor in aanmerking, maar het wordt hem vrijwel onmogelijk gemaakt om daar te komen.

 

Standpunt van verweerder

Ondanks de begrijpelijke wens van klager om in deze moeilijke periode bij zijn vrouw te zijn, is de beslissing op juiste gronden genomen. De noodzaak tot strafonderbreking ontbreekt en bovendien zijn er organisaties die zijn vrouw passende zorg kunnen leveren, indien dit nodig mocht zijn. Daarnaast heeft het verlenen van vrijheden grote impact op het leven van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft aangegeven een contactverbod in de breedste zin van het woord te wensen en een locatieverbod, het liefst voor de gehele woonplaats. De belangen van het slachtoffer (klagers minderjarige dochter) dienen, zeker op dit moment, te prevaleren boven de persoonlijke belangen van klager. Het Openbaar Ministerie (OM) en de vrijhedencommissie hebben beide negatief geadviseerd en volgens het advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) is (nog) geen sprake van een zorgbehoefte.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Ondanks de wens tot strafonderbreking, bestaat er (op dit moment) geen noodzaak.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat uit het reclasseringsadvies van 7 december 2020 blijkt dat behandeling van klager in een gedwongen kader noodzakelijk wordt geacht. Het is onduidelijk wat heeft geleid tot het plegen van het seksueel misbruik en klager legt de verantwoordelijkheid voor recidiveren buiten zichzelf. Tevens heeft klager weinig empathie ten aanzien van het slachtoffer en is het de vraag of klager in voldoende mate bereid is te kijken naar zijn eigen rol. Klager kan tijdens een strafonderbreking niet behandeld worden, waardoor de risico’s in stand blijven. Daarnaast blijkt uit het advies van de medisch adviseur dat strafonderbreking niet geïndiceerd wordt geacht. Daarmee wordt niet voldaan aan de in de wet gestelde eisen om voor strafonderbreking in aanmerking te komen.

De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden, blijkens het advies van 5 februari 2021, niet geïndiceerd, omdat (nog) geen sprake is van een zorgbehoefte. De partner is op dat moment ADL zelfstandig en goed mobiel.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 16 december 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens seksueel misbruik van een minderjarige en het bezit van kinder- en dierenporno. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 2 december 2021.

 

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner.

 

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie maanden, omdat hij zijn ernstig zieke vrouw wil ondersteunen tijdens haar ziekte.

 

Volgens het advies van 5 februari 2021 van de medisch adviseur is op dat moment het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Hoewel vaststaat dat klagers vrouw ernstig ziek is, is zij, blijkens het medisch advies, nog ADL zelfstandig en goed mobiel. Er is om die reden (nog) geen sprake van een zorgbehoefte. Voor zover klager heeft aangevoerd dat niemand anders de verzorging van zijn vrouw op zich wil en kan nemen, is deze stelling niet nader onderbouwd. Daarnaast blijkt uit de stukken dat zijn vrouw hulp en ondersteuning krijgt aangeboden van diverse (maatschappelijke) instanties. Dat klagers persoonlijke aanwezigheid is vereist voor de verzorging van zijn vrouw is derhalve niet gebleken.

 

Gelet op het voorgaande is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking niet genoegzaam vast komen te staan. Reeds hierom kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven