Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1233/GB, 31 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1233/GB

Betreft: [klager] datum: 31 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.P.C.M. Waarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 26 april 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 1 april 2005 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) te Zwaag. Op 8 september 2006 is overgeplaatst naar het h.v.b. Ter Apel, van waaruit hij op 16 april 2007 is overgeplaatst naar de gevangenis Zuyder Bos, waar een
regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de beslissing van de selectiefunctionaris dat hij niet in aanmerking komt voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Reden daarvoor zou zijn dat er eerst een Risicoanalyse (RISc) zou moeten worden
afgenomen. Klager heeft inderdaad in eerste instantie geweigerd mee te werken aan de afname van een RISc. Eind september 2006 heeft hij echter al aangegeven wel te willen meewerken. Vervolgens bleek vrij snel dat de afname van die rapportage zeer lang
op zich zou laten wachten. Op 20 maart 2007 heeft de reclassering aan het bureau selectie- en detentiebegeleiding van het h.v.b. Ter Apel gemeld niet aan het verzoek tot een RISc te kunnen voldoen. Klager had daar geen schuld aan. Klager wil graag
alsnog meewerken. Voorts geldt overigens dat het niet aanwezig zijn van een RISc niet wil zeggen dat een gedetineerde niet naar een b.b.i. zou mogen. De voorwaarde van een RISc is niet vermeld in de Regeling selectie plaatsing en overplaatsing van
gedetineerden (hierna: de Regeling). Voor het overige voldoet klager aan de criteria van artikel 3 van de Regeling. De beroepscommissie heeft al eerder aangegeven dat een RISc geen dwingende eis voor plaatsing in een b.b.i. is. Daarnaast zou het
openbaar ministerie negatief hebben geadviseerd over eventuele detentiefasering omdat gevreesd wordt voor ongewenste contacten met zijn ex-partner. Klager heeft evenwel sinds het najaar van 2005 geen enkel contact meer gehad met zijn ex-partner.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is geselecteerd voor de gevangenis Zuyder Bos. Reden voor deze selectie was dat klager graag geselecteerd wilde worden voor een b.b.i.. Omdat klager behoort tot de doelgroep gedetineerden die in het project Terugdringen Recidive (TR) vallen,
komt
hij alleen voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking als er een RISc is afgenomen. Omdat de RISc bij klager niet is afgenomen en de selectiefunctionaris klager de kans wil geven in aanmerking te komen voor een verblijf in een minder beveiligde
setting,
is hij geselecteerd voor de gevangenis Zuyder Bos. Aldaar kan het TR-traject opnieuw opgestart worden en daar kan ook een RISc worden afgenomen. Overigens heeft klager in eerste instantie geweigerd mee te werken aan het project TR. Als gevolg daarvan
is
hij toen geplaatst in een niet-TR inrichting buiten de regio. Desgevraagd heeft het openbaar ministerie negatief geadviseerd ten aanzien van een b.b.i.-plaatsing. Klager heeft namelijk na zijn veroordeling in eerste aanleg zijn vriendin en haar nieuwe
vriend stelselmatig bedreigd. Hiervan is uiteindelijk aangifte gedaan. De selectiefunctionaris is van mening dat hij klager zo goed mogelijke vooruitzichten heeft geboden. Indien hij de TR oppakt en meewerkt aan de opstelling van een reïntegratieplan,
kan gewerkt worden aan een goede terugkeer in de samenleving.

4. De beoordeling
4.1. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.2. In de toelichting op artikel 3 van de Regeling (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9), staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de
samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing
van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte
en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Eén van de voor de gedetineerde kenbare uitgangspunten van het TR-beleid houdt in, dat het niet meedoen aan een TR-traject voor de gedetineerde als consequentie heeft dat de detentiefasering niet verder gaat dan een beperkt beveiligde
inrichting
zonder verlof (Programma Terugdringen Recidive, DJI, z.j., p. 12). Nu de selectiefunctionaris klager heeft geplaatst in een inrichting waar enerzijds zo snel als mogelijk een aanvang kan worden gemaakt met het TR-traject en dus met verdere
detentiefasering en anderzijds klager relatief dicht bij zijn eigen woonregio verblijft, is er geen aanleiding om de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk te
achten. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. G.J. Fleers en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 31 juli 2007

secretaris voorzitter

Naar boven