Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8024/GA, 7 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8024/GA

           

Betreft [klager]

Datum 7 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg (hierna: de directeur) heeft klager niet geïnformeerd over zijn verlof.

 

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagrechter bij de PI Middelburg heeft op 6 augustus 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (MB-2020-000189). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verwijst op de eerste plaats naar het klaagschrift van 30 maart 2020 en beschouwt de inhoud hiervan als volledig herhaald en ingelast. De Commissie van Toezicht stelt zich op het standpunt dat klager geen datum heeft vermeld waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Klager wijst erop dat hij op 21 februari 2020 de verlofaanvraag heeft ingediend. Bij zijn klaagschrift heeft hij het aanvraagformulier verlof gevoegd, waarop staat vermeld dat klager van 4 tot en met 6 maart 2020 verlof wenste. Op 30 maart 2020 heeft klager een klaagschrift ingediend, aangezien hij van de PI Middelburg geen antwoord op zijn verlofaanvraag heeft mogen ontvangen. Voor zover een concrete datum ontbreekt van een beslissing van de directeur, dient het klaagschrift mede te worden beschouwd als gericht tegen het uitblijven van een beslissing door de directeur. Gelet hierop heeft de PI Middelburg onjuist gehandeld door klager niet te informeren inzake zijn verlof.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft niet gereageerd.

 

3. De beoordeling

Klager was sinds 21 december 2018 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van drie jaar en 285 dagen met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Op 4 maart 2021 is klager in vrijheid gesteld.

 

In het klaagschrift van 30 maart 2020 staat dat de reden van het beklag is dat klager niet op de hoogte is gesteld van de ontwikkelingen van zijn verlof. De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag, omdat klager in zijn klaagschrift niet heeft vermeld wanneer de gebeurtenis waarover hij zich beklaagt heeft plaatsgevonden. Hierdoor kan de beklagrechter niet vaststellen of het klaagschrift tijdig is ingediend. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan het klaagschrift niet mede worden beschouwd als te zijn gericht tegen het uitblijven van een beslissing door de directeur. Indien klager wilde weten hoe het met zijn verlofaanvraag was gesteld, had het in de rede gelegen om daar navraag naar te doen. Daar blijkt niet van. Om die reden kan dan ook (nog) geen sprake zijn van een weigering of een verzuim van de directeur om op de verlofaanvraag te beslissen.

 

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 7 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven