Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8125/GB, 8 juli 2021, beroep
Uitspraakdatum:08-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8125/GB

    

Betreft [Klager]

Datum 8 juli 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel.

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 16 september 2020 afgewezen.

 

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder heeft een onzinnig verhaal geschreven, waarmee de rek erin wordt gehouden klager verder te krenken. Justitie pest en krenkt klager expres. Zelfs de directeur van de PI Vught weet goed dat klager in isolement zit. Als Belg zit klager reeds vijftien jaar in detentie en krijgt hij geen voorwaardelijke invrijheidstelling of verlof en komt hij niet in aanmerking voor detentiefasering. In verband met bezoektechnische problematiek heeft de beroepscommissie in RSJ 30 maart 2015, 15/0174/GB geoordeeld dat klager in de PI Middelburg diende te worden geplaatst, nu zijn familie en kinderen in de regio van Gent wonen. Klager is onterecht in de PI Vught geplaatst, nu hij zijn ex-partner zou hebben belaagd per brief. Klager ontkent dit en het Openbaar Ministerie (OM) heeft ook geoordeeld dat klager niet concreet belaging heeft gepleegd.

 

Standpunt van verweerder

Klager is op 7 juni 2019 op verzoek van de PI Middelburg geplaatst op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (de BPG-afdeling) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. Later is hij doorgeplaatst naar een andere afdeling in de PI Vught. Dit vanwege klagers voortgezet crimineel handelen, inhoudende het versturen van beledigende, bedreigende en pornografische brieven naar slachtoffers en het op grove wijze beledigen van anderen. Klagers gedrag was niet te begrenzen op een reguliere afdeling.

 

Klager voert in beroep precies dezelfde punten aan als die hij in zijn verzoek tot overplaatsing heeft aangegeven. Onduidelijk is nog steeds waarom zijn relaties niet op bezoek kunnen komen in de PI Vught en wel in de PI Krimpen aan den IJssel. De brief van klagers vriendin over de onmogelijkheid voor haar om op bezoek te komen, biedt geen opheldering over deze kwestie. Klager staat, per 14 april 2021 nog steeds, op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de GVM-lijst) met de status ‘verhoogd’. Het OM heeft op 2 september 2020 een dringend advies gegeven om klager niet over te plaatsen. Verweerder onderschrijft de bestreden beslissing, waarin wordt meegegaan met het negatieve advies van de directeur. De directeur van de PI Vught kan klager op de afdeling waar hij nu verblijft en met de aan hem opgelegde maatregelen goed in de gaten houden. Zo is vorig jaar nog een brief onderschept en is het duidelijk dat klager absoluut niet voornemens is om te stoppen met het bedreigen van mensen van buiten de inrichting. Het is ter bescherming van de slachtoffers van zeer groot belang om klager te controleren op zijn doen en laten.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel, omdat klager in de PI Vught in isolement zit c.q. hij daar geen bezoek kan ontvangen.

 

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang. In het dossier staat geen recent vestigingsadres (anders dan de PI Vught) of een (specifiek) adres waar klager zich na zijn detentie zal vestigen. Wel is klager ongewenst verklaard en zou hij na zijn detentie bij zijn broer in België gaan wonen. Dit betekent in ieder geval dat klager zich na diens detentie buiten Nederland zal moeten gaan vestigen. Voornoemd artikel vormt dus geen selectiecriterium voor deze zaak.

 

Klager is inmiddels diverse keren (over)geplaatst en heeft daarbij meerdere bezwaar- en beroepsprocedures doorlopen. Nadat klager ongewenst is verklaard, is hij op 26 september 2013 geplaatst in de gevangenis van de PI Ter Apel. Het beroep van klager tegen deze plaatsing is gegrond verklaard door de beroepscommissie in RSJ 30 maart 2015, 15/0174/GB, omdat het voor hem aldaar niet mogelijk was om bezoek te ontvangen. Hierna is klager op 18 maart 2015 geplaatst in de gevangenis van de PI Middelburg. Op 7 juni 2019 is klager op de BPG-afdeling van de PI Vught geplaatst in verband met de aan hem toegekende GVM-status. Op 18 juni 2019 is hij teruggeplaatst in de gevangenis van de PI Middelburg. Op 13 augustus 2019 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Vught (zie ook RSJ 11 februari 2020, R-19/4954/GB en RSJ 11 februari 2020, R-19/4955/GB).

 

De beroepscommissie begrijpt dat klager dichter bij zijn vriendin, familie en kinderen gedetineerd wil zijn. In verband met de reisafstand en het feit dat hij op de GVM-lijst staat, zouden zij niet in staat zijn klager te bezoeken.

 

Beveiligingsniveau

De directeur heeft in het selectieadvies aangegeven dat klager in de PI Vught goed in beeld is en dat hij goed kan worden gemonitord, gelet op de kleine setting waarin hij verblijft. De PI Krimpen aan den IJssel kent geen kleine setting zoals de PI Vught die wel kent, en de leefafdelingen daar zijn groter. De directeur heeft inzake klagers verzoek tot overplaatsing negatief geadviseerd, nu het van belang is dat klager goed kan worden gemonitord in verband met zijn (eerdere) gedrag. Dit heeft verweerder mede ten grondslag gelegd aan de bestreden beslissing. Ten aanzien hiervan overweegt de beroepscommissie dat klager in beginsel qua beveiligingsniveau (in dit geval III, gelet op het feit dat klager op de GVM-lijst staat met de status ‘verhoogd’) zowel in de PI Krimpen aan den IJssel als in de PI Vught kan worden ondergebracht. Daarom kan het argument van de directeur dat klager beter kan worden gemonitord in de kleine setting die – anders dan in de PI Krimpen aan den IJssel - aanwezig is in de PI Vught naar het oordeel van de beroepscommissie niet van doorslaggevende betekenis zijn voor de bestreden beslissing.

 

Bezoek

Ten aanzien van de bezoekproblematiek, hetgeen kennelijk het zwaarste weegt in klagers verzoek tot overplaatsing, overweegt de beroepscommissie als volgt. Klagers familie en kinderen wonen in de regio van Gent en zijn vriendin is woonachtig in Middelburg. Klager is tijdens zijn verblijf in de PI Vught verstoken van bezoek, wat volgens vaste jurisprudentie in beginsel reden vormt voor een overplaatsing. Enkel klagers vriendin heeft in een door haar geschreven brief d.d. 20 september 2020 kenbaar gemaakt op welke wijze zij beperkt is om klager te kunnen bezoeken. Uit deze brief en de overige stukken is het de beroepscommissie echter niet duidelijk geworden waarom zijn vriendin uit Middelburg en zijn relaties uit de regio Gent hem thans in de PI Vught niet zouden kunnen bezoeken en waarom dit in de PI Krimpen aan den IJssel wel zouden kunnen. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het verschil in reistijd, voor zover dit al gunstig zou uitpakken, niet zodanig is dat hieruit kan worden verklaard waarom bezoek in de PI Krimpen aan den IJssel door de betrokkenen wel mogelijk is en in de PI Vught niet.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 8 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven