Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21967/SGB, 2 juli 2021, schorsing
Publicatiedatum:02-07-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          21/21967/SGB

               

Betreft verzoeker

Datum 2 juli 2021

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 25 juni 2021 beslist tot beëindiging van verzoekers plaatsing in de Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard per 1 juli 2021 en beslist verzoeker te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Zwolle.

Verzoeker heeft daartegen bezwaar ingesteld.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van verweerder op het schorsingsverzoek, van het bezwaarschrift en van de nadere reactie van verzoekers raadsman.

 

2. De beoordeling

Gelet op artikel 73, vierde lid, in verbinding met artikel 66, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan in beginsel pas om schorsing worden verzocht in de beroepsprocedure (dus nadat verweerder het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld). Daarop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als de beslissing van verweerder meer dan zes weken op zich laat wachten (artikel 17, vierde lid, van de Pbw) of als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.

Verweerder heeft het bezwaarschrift op 28 juni 2021 ontvangen. Dat is minder dan zes weken geleden. Namens verzoeker wordt echter aangevoerd dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat pas in de beroepsprocedure om schorsing kan worden verzocht. Hiertoe is aangevoerd dat verweerder in strijd handelt met komend recht met betrekking tot het begrip ‘extramurale arbeid’. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn de door verzoeker aangevoerde omstandigheden dermate uitzonderlijk dat van het voornoemde uitgangspunt wordt afgeweken. Gelet op het voorgaande kan verzoeker ontvangen worden in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen bezwaar is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Bij beslissing van 25 juni 2021 heeft verweerder verzoekers plaatsing in de BBI van de locatie Zuyder Bos beëindigd en beslist verzoeker te plaatsen in de gevangenis van de PI Zwolle.  Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat met de inwerkingtreding van enkele belangrijke onderdelen van de Wet straffen en beschermen (hierna: de wet) per 1 juli 2021 de BBI als zodanig verdwijnt en wordt vervangen door de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). Verzoekers detentiesituatie, en of hij in aanmerking komt voor plaatsing in een BBA, is op grond van een overgangsregeling opnieuw beoordeeld door verweerder. Verweerder heeft beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor plaatsing in een BBA, nu hij niet beschikt over betaalde arbeid en hem om die reden geen re-integratieverlof voor extramurale arbeid verleend kan worden.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij per oktober 2020 in de BBI van de locatie Zuyder Bos verbleef. Er was uitsluitend sprake van positief gedrag en tijdens de verleende vrijheden is nooit sprake geweest van een incident. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat betaalde arbeid geen voorwaarde betreft voor het toekennen van re-integratieverlof voor extramurale arbeid en daarmee plaatsing in een BBA. Verzoeker verwijst daarbij naar artikel 1, onder o. en artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) per 1 juli 2021. Hieruit volgt dat extramurale arbeid ook onbetaalde arbeid kan zijn of een opleiding, aldus verzoeker. Dit is door de Minister voor Rechtsbescherming ook bevestigend beantwoord tijdens Kamervragen. Verzoeker is op het voorgaande ook nooit door zijn casemanager gewezen, terwijl al voor 1 mei 2021 - de oorspronkelijke datum van inwerkingtreding van het betreffende onderdeel van de wet - contact is geweest over het verdere verloop van verzoekers detentiefasering. De bestreden beslissing is volgens verzoeker daarom in strijd met het resocialisatiebeginsel en ook in strijd met komend recht. Daarnaast is de bestreden beslissing volgens hem in strijd met recente jurisprudentie van de beroepscommissie.

Gelet op al het voorgaande overweegt de voorzitter als volgt.

Uit artikel 2 van de nieuwe Regeling volgt dat een gedetineerde in aanmerking kan komen voor plaatsing in een BBA, indien er re-integratieverlof voor extramurale arbeid, als bedoeld in artikel 20a van de nieuwe Regeling, toegekend kan worden. Uit artikel 3, onder o. van de nieuwe Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat onder extramurale arbeid wordt verstaan: arbeid, verricht buiten de inrichting ten behoeve van een derde, alsmede het volgen van een dagopleiding buiten de inrichting. Uit de Memorie van Toelichting bij de wet (Kamerstukken II 2018/2019, 35 122, nr. 3, p. 16-17) volgt dat ¨met deze extramurale arbeid gedetineerden belangrijke ervaring kunnen opdoen, waarmee zij een betere uitgangspositie krijgen om na detentie een betaalde baan te vinden¨. Eveneens volgt uit het informatieblad van de Dienst Justitiële Inrichtingen van mei 2021 dat extramurale arbeid inhoudt: werken buiten de gevangenis, en valt uit de overige inhoud van het informatieblad af te leiden dat dit ook een onbetaalde baan kan zijn.

Gelet hierop acht de voorzitter, voorlopig oordelend, de bestreden beslissing in strijd met de wet, nu voor het kunnen toekennen van re-integratieverlof voor extramurale arbeid ten behoeve van plaatsing in een BBA niet vereist is dat sprake moet zijn van een betaalde baan.  Het verzoek zal worden toegewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing van verweerder met onmiddellijke ingang tot het moment waarop verweerder op het onderliggende bezwaar heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 2 juli 2021 gegeven door mr. M. Keppels, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven