nummer: 07/914/TA
betreft: [klager] datum: 14 augustus 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord mr. N.A. Heidanus, raadsman van klager, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], staffunctionaris
juridische
zaken, en [...], afdelingsmanager.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft de plaatsing van klager op de afdeling voor intensieve zorg.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het was onnodig en disproportioneel om klager na beëindiging van de hem ten onrechte opgelegde separatie te plaatsen op een afdeling voor intensieve zorg. Klager is nooit psychotisch geweest en niet geïndiceerd voor die afdeling. Verder is
klager nimmer gewelddadig geweest en heeft hij daarvoor ook nooit een maatregel gehad. Klager kan pittig reageren, maar is niet bedreigend is geweest. Klager had goede contacten met zijn coördinerend hoofdbehandelaar [...]. Deze weet precies wanneer
klager nijdig is en waar zijn grenzen liggen. Klager verbleef op een behandelafdeling en wilde daar blijven. Hij wilde niet naar de afdeling voor Langdurige Psychiatrische en Forensische Zorg (LPFZ-afdeling). Vanaf het moment dat men hem op die
afdeling
wilde plaatsen, is klager in verzet gekomen en heeft hij lelijke dingen gezegd. Klager kan pittig reageren. Er zijn echter geen concrete, reële aanwijzingen dat klager bedreigend is geweest en tot gewelddadig gedrag zou komen. Er is sprake van
detournement de pouvoir. Klager heeft het gevoel dat men hem welbewust heeft gesepareerd en vervolgens op de afdeling voor intensieve zorg heeft geplaatst om hem op die manier van de behandelafdeling te krijgen en alsnog op de LPFZ-afdeling te
plaatsen.
Tijdens zijn separatie is zijn verblijfsruimte op de behandelafdeling ontruimd en aan een andere bewoner gegeven.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is gesepareerd vanwege behoorlijk bedreigende uitlatingen die insinuerend waren. Het ging om een soort doodsbedreigingen. Coördinerend hoofdbehandelaar [...] en ook personeelslid [...] kennen klager goed. Juist daarom zijn zij zo geschrokken van
klagers uitlatingen. Het ging om een andere vorm van agressie dan klager voor die tijd had laten zien. Om die reden is hij gesepareerd. Nadat contact ontstond, is de separatie beëindigd. Besloten is klager aansluitend te plaatsen op de afdeling voor
intensieve zorg. De inrichting vertrouwde het niet om klager na de separatie gedwongen op de LPFZ-afdeling te plaatsen. Klager had de bedreigingen van vóór en ten tijde van de separatie op dat moment niet teruggenomen. Het werd niet verantwoord geacht
klager in een een grotere groep bewoners te plaatsen, mede gezien het risico van wegglippen van de LPFZ-afdeling. Tijdens zijn verblijf op de afdeling voor intensieve zorg is klager in gesprek gekomen. Hij werd en is rustiger en heeft zijn bedreigingen
teruggenomen. Klager verblijft nu op de LPFZ-afdeling.
Overigens zijn er ook op de LPFZ-afdeling behandelplekken, maar is behandeling daar langduriger dan op een reguliere behandelafdeling.
3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Zoals overwogen in de uitspraak van heden met zaaknummer
07/1191/TA is voldoende aannemelijk dat is besloten klager te separeren wegens door hem gedane, als bedreigend ervaren uitlatingen jegens personeelsleden en kon, gelet op de aard van die uitlatingen, in redelijkheid tot separatie worden overgegaan.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende aannemelijk dat de separatie is beëindigd nadat klager weer in contact met het personeel was, maar dat het op dat moment nog niet verantwoord werd geacht om hem aansluitend gedwongen op de
LPFZ-afdeling te plaatsen gezien zijn verzet tegen die plaatsing en de omstandigheid dat hij zijn dreigementen nog niet had teruggenomen. Onder die omstandigheden kon in redelijkheid worden beslist klager in het belang van de veiligheid en de orde in
de
inrichting op de afdeling voor intensieve zorg te plaatsen, welke plaatsing is beëindigd nadat klager in gesprek was gekomen met het personeel en zijn bedreigingen had teruggenomen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 augustus 2007
secretaris voorzitter