nummer: 07/1576/GV
betreft: [klager] datum: 17 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 juni 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. G.V. van der Bom om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Door klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. De door de selectiefunctionaris gehanteerde motivering is dermate vaag, algemeen, duister en
suggestief van aard dat enige toelichting op zijn plaats lijkt. De minimale informatie overstijgt het niveau van burenroddel en kleingeestige achterklap niet. Dringend wordt verzocht om enige klaarheid te geven met betrekking tot de motivering dan wel
de bronnen. Klager kan zich anders niet op fatsoenlijke wijze verweren. Voor wat betreft de stelling dat klager zich rancuneus zou hebben uitgelaten over een (ex-)vriendin vraagt klager zich af hoe een ander zich zou uiten na zeven jaar onterechte
gevangenisschap. Klager steekt daarbij zijn mening niet onder stoelen of banken. Klaarblijkelijk weet de aangever niet precies wat hij/zij gehoord heeft. Het lijkt eerder dat de bron/aangever last heeft van rancuneuze gevoelens. Een vaag
onderbuikgevoel
of een hysterisch en ongefundeerd paniekverhaal wordt misbruikt om iemands rechtspositie aan te tasten. Klager weet van één ex-vriendin het huidige adres. Hij heeft haar in 2006 een kerstkaartje geschreven. Naar andere exen en huidige vrienden heeft
hij
eveneens kerstgroeten gestuurd en bij gebrek aan een huidig adres deze aan familieleden/kennissen geadresseerd.
Op de tweede pagina van de fax van de selecteur staat een registratienummer waarvan klager zou willen weten of die persoon in de locatie Dordtse Poorten aanwezig is geweest. Het zal niet de eerste keer zijn dat een veroordeelde verzonnen of aangedikte
verhaaltjes ventileert over medegedetineerden om zelf in het gevlei te komen. De door de selectiefunctionaris aangehaalde informatiebron is discutabel dan wel volkomen onbetrouwbaar.
In de beslissing van de selectiefunctionaris wordt niet gerept over de adviezen van politie en de directeur van de inrichting. Aangegeven wordt dat het klaarblijkelijk niet botert tussen klager en het personeel van de inrichting. Dat is een nieuwe
potentiële rancuneuze informatiebron. Door het totale gebrek aan wezenlijke informatie is klager niet in staat om inhoudelijk te reageren. Het is hem totaal duister waar het in deze om gaat en welke handelingen of uitlatingen hem verweten worden. Ook
het tijdstip van de berichtgeving aan de selectiefunctionaris is onduidelijk. Was de zogenaamde bedreiging al in april 2007 of daarvoor al bekend? Waarom is dit dan niet meegewogen in een eerdere verlofaanvraag? Waarom is hierop op de datum van
kennisname geen actie ondernomen? Klager wordt volkomen oncontroleerbaar voor een voldongen feit geplaatst.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is een gevangenisstraf opgelegd van elf jaar wegens doodslag. Klager verblijft sinds november 2001 in de locatie Dordtse Poorten. Door de directeur wordt hij omschreven als iemand die meefunctioneert, maar ook niet meer dan dat. Hij trekt zich
het liefst terug op cel en laat heel weinig van zichzelf zien. Over delict, strafproces of privé-zaken praat hij niet. Ook met de buitenwereld zou hij weinig contact hebben. De eerste verlofaanvraag is afgewezen in verband met klagers functioneren in
de
inrichting. Urinecontroles hebben een negatieve score opgeleverd. De zaaksofficier heeft een schrijven aan de selectiefunctionaris doen toekomen waarin deze aangeeft nadrukkelijk bezwaar te hebben tegen het aangevraagd verlof. De onderhavige
verlofaanvraag is afgewezen omdat er vanuit de inrichting berichten kwamen dat klager zich rancuneus heeft uitgelaten over zijn ex-vriendin en verkapte bedreigingen heeft geuit aan haar adres. Klager is op de hoogte van het woonadres van zijn
ex-vriendin en niet uit te sluiten valt dat klager zijn ex zal benaderen tijdens een eventueel verlof. Er was daardoor onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof. In het nadrukkelijk negatieve advies van de zaakofficier van 26 april 2007
is aangegeven dat de noodzaak van het treffen van beveiligingsmaatregelen zeer aanwezig zijn. De zaaksofficier heeft daarbij aangegeven dat er nu en ook later geen mededelingen gedaan zullen worden. Er is geen garantie dat klager rechtstreeks van en
naar het verlofadres zal reizen. Dit laatste adviseerde de zaaksofficier in het geval dat er wel verlof verleend zou worden.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft op 27 maart 2007 aangegeven akkoord te gaan met verlofverlening.
De politie Hollands Midden heeft aangegeven dat er geen zwaarwegend bezwaar is dat klager zijn verlof doorbrengt bij zijn broer te Leiderdorp.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag heeft aangegeven dat in het geval proefverlof wordt toegestaan de noodzaak bestaat om enige beveiligingsmaatregelen te treffen. Er zullen nu en ook later geen mededelingen worden vertrekt
over de redenen en de aard van de maatregelen. In overweging wordt gegeven aan het verlof de voorwaarde te verbinden dat klager rechtstreeks heen- en terugreist naar en van Leiderdorp en daar ook gedurende het verlof verblijft.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van elf jaar met aftrek, wegens doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 februari 2008.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Klagers verlofaanvraag is afgewezen omdat de officier van justitie, die betrokken was bij de strafvervolging van klager in 2000, nadrukkelijk schriftelijk bezwaar zou hebben gemaakt tegen verlofverlening en omdat er vanuit de inrichting berichten zijn
vernomen dat klager verkapte bedreigingen heeft geuit aan het adres van zijn ex-vriendin. Klager zou op de hoogte van het woonadres van zijn ex-vriendin zijn en niet uitgesloten kon worden dat hij zijn ex-vriendin zal benaderen tijdens een eventueel
verlof.
De beroepscommissie overweegt dat uit het schrijven van de betreffende officier van justitie van 24 april 2007 niet kan worden opgemaakt dat zij nadrukkelijke bezwaren heeft tegen verlofverlening. Wel doet zij daarin de aanbeveling om de voorwaarde aan
het verlof te verbinden dat klager rechtstreeks heen- en terugreist naar en van zijn verlof. Voorts is bij de stukken geen schrijven aangetroffen, waarin de stelling dat er vanuit de inrichting berichten zijn gekomen die duiden op een mogelijke
bedreiging van klagers ex-vriendin tijdens een eventueel verlof, nader wordt onderbouwd. Eén en ander wordt zelfs niet beschreven in het advies van de inrichting. De inrichting, advocaat-generaal en politie hebben geen van allen bezwaar tegen
verlofverlening.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenvermelde, de beslissing van de Minister niet op goede gronden rust en zal de beslissing vernietigen. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze
uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing nog ongedaan zijn te maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 juli 2007.
secretaris voorzitter