Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7475/GM, 28 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7475/GM

           

Betreft klager

Datum 28 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat

-de prednisonkuur zomaar is stopgezet dan wel de dosis is gehalveerd;

-hij de bloeduitslag niet te horen krijgt;

-het regelen van een second opinion te lang duurt en

-de omeprazol (maagbeschermer) niet meer wordt verstrekt.

 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns en (…), hoofd zorg in de PI Alphen, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 1 juni 2021. De heer (…), tandarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verbleef eerst in de locatie Zuyder Bos en ging toen naar het ziekenhuis in Alkmaar. Daar heeft hij met de dermatoloog een gesprek gehad en die zei dat klager hem altijd kan bellen. Het staat in de Penitentiaire beginselenwet dat het de gedetineerde vrijstaat om de behandelend arts te bellen, maar dat mocht niet van de PI. Vanuit de medische dienst werd aangegeven dat het niet verstandig was als klager contact had met de arts. Dat werd tegengehouden door de medische dienst.

Zijn klacht betreft prednison. Klager heeft drie of vier verschillende kuren gehad en er was steeds wat. Dat de kuur werd stopgezet was een foutje. Het hoofd zorg heeft daarvoor excuses aangeboden. Wat daarover in de klachten staat klopt. Een kuur moet je secuur nemen en afmaken. Als de kuur stopte, kwamen de klachten heftiger terug en was de medicatie voor niks geweest.

Klager heeft het hoofd zorg dat ter zitting aanwezig is niet eerder gezien, wel een collega. De kuur die hij heeft gekregen hielp niet. Een netelrooskuur hielp ook niet. Daarna kwamen ze met dezelfde medicatie, maar die werkte niet. Klager heeft de oude medicatie gehaald om te laten zien dat het dezelfde is. Klager heeft niet het idee dat zijn klachten zijn besproken. Alles hoort gedocumenteerd te worden en in het medisch dossier te staan. Wat het hoofd zorg zegt in die paar zinnen klopt niet.

Klager is sinds november 2020 vrij. Hij heeft nog steeds klachten, maar krijgt nu de juiste medicatie. Hij gaat zelf naar het Erasmusziekenhuis in Rotterdam en dat gaat goed. Het is een kwestie van doseren.

 

Standpunt van de inrichtingsarts

De collega van het hoofd zorg heeft de gesprekken met klager gevoerd. Het hoofd zorg heeft het dossier bekeken en daaruit blijkt van zeer veelvuldig contact met klager. Ook blijkt daaruit dat klager het contact weleens heeft geweigerd. Afspraken zijn als gevolg van Covid-19 uitgesteld. Dit betrof uitstelbare zorg. Met de prednison is eenmalig iets misgegaan en dat is weer hersteld. De klachten zijn doorgestuurd naar de medisch adviseur en die zegt ook dat er voldoende inspanningen zijn verricht om goede zorg aan klager te leveren.

 

3. De beoordeling

Ontvankelijkheid

Ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm oud) moet het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de bevindingen van de medisch adviseur worden ingediend.

Klagers beroepschrift is gedateerd 2 juni 2020 en eerst op 8 juli 2020 op het secretariaat van de RSJ ontvangen. Klager geeft aan de reactie van de medisch adviseur op 29 mei 2020 te hebben ontvangen. De beroepscommissie acht aannemelijk dat klager zich een maand heeft vergist. Het bemiddelingsverslag is namelijk gedateerd 24 juni 2020 en dan is het beroepschrift, uitgaande van de datum 2 juli 2020, tijdig op het secretariaat ontvangen. De beroepscommissie zal klager daarom ontvangen in zijn beroep.

 

Beoordeling

Met betrekking tot de prednisonkuur.

De beroepscommissie maakt uit de medische informatie op dat begin april 2020 op voorstel van de dermatoloog een prednisonkuur is gestart voor de duur van een maand. Daar zit meestal een afbouwschema aan vast. Klager klaagt erover dat begin mei 2020 de kuur zomaar is gestopt dan wel de dosis is gehalveerd. De kuur van een maand was op dat moment zo goed als voorbij en kon worden gestopt. Op 6 mei 2020 blijkt de prednison wel aanwezig maar in de verkeerde map te zitten. Klager heeft de medicatie toen alsnog gekregen en de verstrekking daarvan is na telefonisch overleg verlengd en daarbij is een afbouwschema afgesproken. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud). Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Met betrekking tot de bloeduitslag.

Klager klaagt op 15 en 16 mei 2020 dat op 7 respectievelijk 8 mei 2020 de uitslag van het bloedonderzoek in het ziekenhuis niet aan hem wordt doorgegeven. Uit de medische informatie valt op te maken dat op 12 mei 2020 de laboratoriumuitslag van het bloedprikken op 4 mei 2020 is ingekomen bij de medische dienst. De uitslag is op 18 mei 2020 besproken met klager. Aan klager is uitgelegd dat het aan het ziekenhuis in Alkmaar lag dat met moeite de uitslag van het laboratorium is verkregen. De beroepscommissie is van oordeel dat de vertraging in het bekend worden van de uitslag van het bloedonderzoek de inrichtingsarts niet kan worden verweten. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Met betrekking tot de second opinion.

De beroepscommissie is van oordeel dat de second opinion viel onder de uitstelbare zorg als gevolg van de Covid-19 maatregelen. Het handelen van de inrichtingsarts kan gelet hierop niet worden aangemerkt als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud). Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

Met betrekking tot het niet meer verstrekken van omeprazol.

Klager klaagt op 16 mei 2020 over het zomaar niet meer verstrekken van omeprazol (maagbeschermer) voor de prednison en hydroxychlorioquine kuur. Uit de medische informatie maakt de beroepscommissie op dat het recept voor omeprazol tot en met 7 mei 2020 liep en dat de huisarts op 8 mei 2020 geen omeprazol heeft voorgeschreven. De omeprazol is op 11 mei 2020 weer verlengd tot einde prednisonvoorschrift. De beroepscommissie overweegt dat het voorschrijven van omeprazol naast prednison zorgvuldig, maar niet strikt noodzakelijk is. Dat klager de omeprazol enkele dagen niet verstrekt heeft gekregen kan niet als in strijd met de destijds geldende norm van artikel 28 van de Pm (oud) worden aangemerkt. Het beroep zal ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 28 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven