Nummer 21/19437/GB
Betreft [Klager]
Datum 1 juli 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 december 2020 beslist klager te plaatsen in het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 8 januari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsman, mr. D. Fontein, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Vastgesteld is dat klager momenteel niet meer over een rechtmatige verblijfsstatus beschikt. De uitvoering van het beleid om voor deze categorie gedetineerden een speciale locatie aan te wijzen, laat verweerder zwaarder wegen dan de eventuele problemen voor het bezoek door de reistafstand. Klager is bezig om een verblijfsstatus te verkrijgen. Het is niet onwaarschijnlijk dat klager uiteindelijk een rechtmatig verblijf in Nederland zal krijgen. Daar is verweerder aan voorbij gegaan.
In klagers geval is sprake van uitzonderlijke omstandigheden, die een afwijking van plaatsing in de PI Ter Apel rechtvaardigen. Klagers belang bij het ontvangen van zijn bezoek dient zwaarder te wegen, voornamelijk daar het de moeder van zijn pasgeboren dochter betreft. Klager heeft zijn dochtertje nog niet ontmoet. Voorts is klager al erg lang in Nederland en spreekt hij de taal vloeiend. In de PI Ter Apel zitten met name gedetineerden die in het geheel geen Nederlands spreken, hetgeen de bestreden plaatsing onevenredig zwaar maakt. Klager bevond zich al vrij lang in het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (de beroepscommissie begrijpt: het Detentiecentrum (DC) Schiphol). Daar komt bij dat klager nog niet is veroordeeld, terwijl de meeste gedetineerden pas na een veroordeling in de PI Ter Apel worden geplaatst, mede vanwege de tijd en kosten die het vervoer van en naar de rechtbank met zich meebrengen. Klager dient aankomend jaar nog zeker tien keer naar de rechtbank te worden vervoerd.
Verweerder heeft aangevoerd dat uit het bezwaarschrift niet duidelijk wordt, anders dan de reistijd, dat het bezoek van klager niet in staat zou zijn om naar de PI Ter Apel af te reizen. In het bezwaarschrift is wel degelijk meer genoemd dan enkel een lange reistijd, zoals de hoge kosten waarvoor nauwelijks tot geen draagkracht bestaat. Klagers partner ontvangt een maandelijkse uitkering van €820,10, terwijl de kosten om klager in de PI Ter Apel te bezoeken voor de heen- en terugreis in totaal €65,56 bedragen. Voorts zou de partner van klager niet alleen lang moeten reizen, te weten 3:29 uur zowel heen als terug, maar dit geschiedt ook nog met een baby, hetgeen het zeer lastig, zo niet onmogelijk maakt. Dat klaagsters partner tijdens het verblijf van klager in het JC Zaanstad (de beroepscommissie begrijpt: het DC Schiphol) niet op bezoek is geweest, had ermee te maken dat zij in die periode hoogzwanger en net bevallen was.
Verweerder stelt voorts dat er een mogelijkheid bestaat om contact te onderhouden middels Skype. Dit voldoet niet als alternatief voor het ontvangen van bezoek. Zo volgt uit RSJ 7 december 2018, R-18/1731/GB dat waar het gaat om contact met kinderen, Skype niet gelijk kan worden gesteld met fysiek bezoek. Hoewel het fijn is dat er inderdaad via beeldtelefoon contact kan plaatsvinden, is het van groot belang dat klager zijn pasgeboren dochtertje in het echt kan ontmoeten. Verweerder heeft tevens aangevoerd dat de mening van de zaaksofficier niet afdoet aan het oordeel van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Dat maakt niet dat het niet van belang is of de zaaksofficier het eens is met de beslissing tot plaatsing van klager in de PI Ter Apel.
Standpunt van verweerder
Bij de plaatsing in een inrichting voor de bijzondere opvang van strafrechtelijk preventief gedetineerde vreemdelingen, heeft verweerder slechts een beperkte keuze. Bij een veroordeling, al dan niet in eerste aanleg, is er slechts één mogelijkheid en dat betreft de PI Ter Apel. Waar bij een aanbod van inrichtingen met dezelfde bestemming het plaatsen van een gedetineerde in de buurt van de woonplaats van het bezoek een optie zou kunnen zijn, is deze keuzemogelijkheid er niet bij de plaatsing in een inrichting voor bijzondere opvang. De uitvoering van het beleid om voorgenoemde categorie gedetineerden een speciale locatie toe te wijzen, weegt zwaarder dan eventuele problemen ten aanzien van de reisafstand van het bezoek. Dergelijke problemen zijn inherent aan het ondergaan van de detentie en vormen, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium.
Op grond van artikel 20b, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan op grond van uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken van een plaatsing in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Het aanvechten van de verblijfstitel is op zichzelf geen reden om af te wijken van de geldende wet- en regelgeving. Waar klager aangeeft dat zijn belang bij het ontvangen van bezoek zwaarder zou moeten wegen, meldt verweerder dat klager geen bezoek wordt onthouden. In de beslissing op het bezwaarschrift is reeds aangegeven dat er geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat het bezoek van klager niet in staat is om op bezoek te komen vanwege de financiële situatie. Voor wat betreft het bezoek van klagers partner en zijn pasgeboren dochter, merkt verweerder op dat klagers partner ook niet op bezoek is geweest in de periode dat klager in het DC Schiphol verbleef, terwijl dit dichter bij de woonplaats van zijn partner is gelegen.
3. De beoordeling
Klager verbleef in het HVB van het DC Schiphol. Op 28 december 2020 is hij in het HVB van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland
Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
- voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
- een vrijheidsstraf; of
- een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.
Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.
De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. Hoewel de beroepscommissie de beslissingen van verweerder, met de informatie die op dat moment voorhanden was, niet als onredelijk of onbillijk voorkomen, is de beroepscommissie van oordeel dat thans moet worden geconcludeerd dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Daartoe overweegt zij als volgt.
In beroep – in reactie op het verweerschrift – heeft klager diens bezoekproblematiek nader toegelicht en onderbouwd met stukken. Klager wenst bezoek te ontvangen van zijn partner en pasgeboren dochter. Zij zijn woonachtig in Amstelveen. De beperkte financiële middelen die klagers partner voorhanden heeft, de reisafstand tussen Amstelveen en Ter Apel en daarbij het gegeven dat klagers partner zorg dient te dragen voor hun dochtertje, leiden ertoe dat het niet (goed) mogelijk is voor klagers partner om klager in de PI Ter Apel te bezoeken. Dat brengt tevens met zich mee dat klager zijn dochtertje nog niet heeft gezien.
Uit klagers registratiekaart volgt dat hij in de PI Ter Apel tot dusverre geen bezoek heeft ontvangen. In het DC Schiphol heeft klager zeven keer bezoek ontvangen. Weliswaar betrof dit niet klagers partner, maar zij was in die periode eerst (hoog)zwanger en vervolgens bevallen van hun dochtertje. Hoewel klager kennelijk wel de mogelijkheden heeft tot het onderhouden van contact via Skype, heeft de beroepscommissie eerder geoordeeld dat voor het onderhouden van banden met een dermate jong kind (klagers dochtertje is thans nog geen jaar oud) de optie van het voeren van gesprekken via Skype niet realistisch is (RSJ 7 december 2018, R-18/1731/GB).
Uit de stukken volgt voorts dat klager momenteel voorlopig gehecht is, wegens een verdenking van moord en overtreding van de Wet wapens en munitie. Nu geen zicht is op wanneer uitspraak in klagers strafzaak zal worden gedaan, de zaak daarbij al enige tijd loopt en sprake is van ernstige feiten, die bij een veroordeling tot een langdurige gevangenisstraf zouden kunnen leiden, zal klagers uitzetting kennelijk niet op korte termijn plaatsvinden. Het belang van klagers plaatsing in de PI Ter Apel is derhalve op dit moment relatief gering.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 1 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.
secretaris voorzitter