Nummer R-20/8242/GB
Betreft klager
Datum 30 juni 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft een verzoek gedaan om vanuit het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard te worden geplaatst.
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 6 oktober 2020 afgewezen.
Klagers raadsman, mr. C.J.J. Kwint, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wil graag in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos geplaatst worden, zodat zijn familie en vrienden - die in Heerhugowaard wonen - makkelijker bij hem op bezoek kunnen komen. Zij werken doordeweeks en zij kunnen geen vrij krijgen van het werk om klager te kunnen bezoeken. Het kunnen ontvangen van bezoek is in het belang van klagers resocialisatie.
Daarnaast wil klager overgeplaatst worden, omdat hij ontevreden is over de medische dienst van het PPC Scheveningen. Klager lijdt aan COPD en taaislijmziekte, maar mag hiervoor zijn medicatie niet in eigen beheer houden. Hij krijgt zijn medicatie vaak niet of beperkt en dat levert voor klager problemen op. Zo ervaart hij ademhalingsproblemen als hij zijn pufjes niet op tijd krijgt. De medische dienst heeft tot nu toe onvoldoende voortvarend gehandeld ten aanzien van klagers klachten. Klager vindt dat de geleverde zorg door de medische dienst in strijd is met de zorg die hij mag verwachten. Hij hoopt dat hij in de locatie Zuyder Bos betere zorg kan krijgen.
Daarnaast is de indicatie tot plaatsing in een PPC onterecht afgegeven. Klagers psychische toestandsbeeld staat niet in de weg aan een overplaatsing. Hij ervaart geen psychische klachten. Klager verblijft al een tijdje niet meer op de crisisafdeling en het gaat goed met hem. Hij heeft wel met urine/ontlasting gegooid en/of gesmeerd, maar heeft dit gedaan omdat hij zijn ongenoegen beter op die manier kan uiten dan verbaal of fysiek de confrontatie aangaan met een personeelslid.
Klager is overigens in juli 2020 door een personeelslid van het PPC Scheveningen toegezegd dat hij overgeplaatst zou worden naar de locatie Zuyder Bos. Dit toont aan dat het wel mogelijk is om hem over te plaatsen.
Standpunt van verweerder
Klager is op 27 april 2013 in de Verenigde Staten (VS) aangehouden vanwege de smokkel van 7,8 kilo cocaïne. Op 1 mei 2015 is klager in de VS veroordeeld tot 121 maanden gevangenisstraf. Op 15 maart 2017 is klager op grond van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) naar Nederland overgebracht. In Nederland is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van de tijd die hij in de VS in detentie heeft doorgebracht. Klagers einddatum is vastgesteld op 3 augustus 2021.
De afdeling Indicatiestelling Forensische Zorg van het Nederlandse Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP) heeft op 17 september 2019 voor klager een PPC-indicatie afgegeven, omdat forensische zorg geïndiceerd is voor klager. Om die reden is klager in het PPC Scheveningen geplaatst. Het NIFP heeft, in het kader van een spoedoverplaatsing van klager, op 11 februari 2021 aangegeven dat de PPC-indicatie nog steeds van kracht is. Sinds 11 februari 2021 verblijft klager in het PPC van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad. Het door klager ingediende bezwaarschrift tegen deze overplaatsing is op 17 maart 2021 ongegrond verklaard.
Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij op grond van de afgegeven PPC-indicatie en gelet op artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), op goede gronden in het PPC Scheveningen - en recent in het PPC van het JC Zaanstad - is geplaatst.
Het PPC Scheveningen heeft negatief geadviseerd over klagers plaatsing in een regulier regime, gelet op klagers voorgeschiedenis. Klager is gevoelig voor decompensatie wanneer hij in een regulier regime verblijft. Tijdens klagers eerdere verblijf op reguliere afdelingen werden psychotische klachten gerapporteerd, zoals akoestische hallucinaties. Daarnaast kan klager bij boosheid verbaal en fysiek agressief worden naar anderen. Vanwege een groot aantal incidenten in het PPC Scheveningen is klager op 12 februari 2021 met spoed overgeplaatst naar het PPC van het JC Zaanstad, waar dezelfde medische zorg wordt geboden als in een andere Penitentiaire Inrichting (PI).
Klager heeft nooit bezoek ontvangen in detentie. Niet in de PI Lelystad (waar klager voor zijn plaatsing in het PPC Scheveningen verbleef) en niet in het PPC Scheveningen. Onduidelijk is waarom het bezoek niet zou kunnen komen.
3. De beoordeling
Klager verblijft op dit moment in het PPC van het JC Zaanstad. Hij wil graag in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos worden geplaatst, omdat hij daar bezoek kan ontvangen en hij hoopt dat de medische zorg daar beter is (dan in het PPC Scheveningen).
Op grond van artikel 20c van de Regeling kunnen in een PPC gedetineerden worden geplaatst, ten aanzien van wie:
- in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; of
- in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.
Uit de informatie van verweerder volgt dat het NIFP op 17 september 2019 een indicatiestelling voor plaatsing van klager in een PPC heeft afgegeven, omdat op basis van klagers psychische gesteldheid forensische zorg geïndiceerd is. Klager is - onder andere vanwege PTSS en stress - gevoelig voor decompensatie wanneer hij binnen een reguliere PI verblijft, waardoor psychotische klachten en verbale en fysieke agressie ontstaan. Het NIFP heeft op 11 februari 2021 - ten behoeve van de spoedoverplaatsing van klager naar het PPC van het JC Zaanstad - aangegeven dat een verblijf in een PPC nog steeds geïndiceerd is voor klager. Klager voldoet dus aan de eisen van artikel 20c van de Regeling.
Met betrekking tot het makkelijker kunnen ontvangen van bezoek in de locatie Zuyder Bos overweegt de beroepscommissie nog dat uit het selectieadvies van het PPC Scheveningen van 20 augustus 2020 naar voren komt dat verzoeker tijdens zijn detentie in Nederland - sinds maart 2017 - nooit bezoek heeft ontvangen. Klager heeft geen contact met zijn kinderen en een deel van zijn kinderen woont in het buitenland. Anders dan dat familie geen vrij kan krijgen van het werk om klager te bezoeken, is door klager onvoldoende feitelijk onderbouwd waarom zijn familie hem niet of moeilijk kan bezoeken en waarom zij, bij plaatsing van klager in de locatie Zuyder Bos, wel op bezoek zouden komen. Het PPC van het JC Zaanstad, waar klager nu verblijft, is overigens het dichtstbijzijnde PPC vanuit Heerhugowaard.
Met betrekking tot de beroepsgrond dat klager ontevreden is over de medische dienst van het PPC Scheveningen, overweegt de beroepscommissie dat klachten over de geboden medische zorg in het PPC Scheveningen buiten deze beroepsprocedure vallen.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 30 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter