Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20858/GB, 22 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:22-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/20858/GB

            

Betreft klager

Datum 22 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een penitentiair programma (PP).

 

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 1 april 2021 afgewezen.

 

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft zeven jaar in detentie doorgebracht. Hij zal begeleiding nodig hebben bij zijn terugkeer in de maatschappij. Klager is bereid om zich aan de voorwaarden te houden van een PP. Klager wil via zijn deelname aan een PP in een huis van Exodus gaan wonen. Dat klager momenteel in gesprek is met een psycholoog, mag geen beletsel zijn voor een eventuele aanmelding bij Exodus.

 

Plaatsing bij Exodus is voor klager noodzakelijk en wenselijk, omdat hij na zijn detentie geen inschrijfadres heeft. Hij heeft wel een alternatief adres gegeven, namelijk het adres van zijn vader. Klager is een onafhankelijke en volwassen man. De mening van zijn vader maakt niet dat klager zich niet aan voorwaarden kan houden. De stellingen omtrent het adres van klagers vader zijn onjuist. Het adres ligt namelijk geen 30, maar 40 minuten rijden van het adres van de nabestaanden. Daarnaast is het onvermijdelijk dat klager door Rotterdam naar het adres van zijn vader - in [plaats] - moet, want hij zit in Rotterdam gedetineerd. Klagers zus kan hem bij de locatie De Schie te Rotterdam ophalen en naar het adres van zijn vader brengen.

 

Klager is al gestraft en hij heeft op dit moment één belang: het werken aan zijn terugkeer in de maatschappij. Dat de reclassering klagers aanvraag tot deelname zou blokkeren in verband met zijn delict, mag hem niet tegengeworpen worden. Een voortvarende behandeling had ertoe geleid dat zijn detentiefasering al eerder in gang gezet had kunnen worden. Klager toont positief gedrag en is gemotiveerd om overal aan mee te werken.

 

Standpunt van verweerder

Het verzoek is afgewezen, omdat een verblijf bij Exodus op dit moment niet mogelijk is. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing was klager niet bereid om in gesprek te gaan met de inrichtingspsycholoog, wat noodzakelijk is voor een aanmelding bij Exodus. Na het nemen van de bestreden beslissing is klager wel in gesprek gegaan met de inrichtingspsycholoog, maar geeft hij geen openheid van zaken. De gesprekken gaan met name over hoe klager straks verder moet en hoe hij bepaalde dingen anders kan doen. Op basis van deze gesprekken kunnen de risico’s nog steeds niet worden ingeschat. Voor een verdiepingsonderzoek staat klager niet open. Dit maakt dat klager nog steeds niet aangemeld kan worden bij Exodus.

Klagers casemanager is daarnaast op dit moment bezig om klager geplaatst te krijgen bij een begeleid woontraject, waarvoor geen indicatiestelling nodig is. Klager heeft hiervoor op 26 april 2021 een intakegesprek gehad. De plaatsing zou moeten plaatsvinden op het moment dat klager voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld.

 

Voor het alternatieve verblijfadres tijdens een deelname aan een PP, het adres van klagers vader, zijn vanuit de politie, het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering bezwaren. Verweerder gaat uit van deze adviezen en ziet in hetgeen klager heeft aangevoerd onvoldoende reden om tot een ander oordeel te komen. Uit het selectieadvies van 1 april 2021 volgt dat de vrijhedencommissie (VC) negatief heeft geadviseerd over klagers deelname aan een PP. De VC ziet geen mogelijkheden voor beperking van de risico´s en een verantwoorde invulling van een PP. De VC verwijst hierbij naar de negatieve adviezen van het OM en de reclassering.

 

Klager voldoet niet aan de gestelde voorwaarden voor deelname aan een PP, zodat de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk aangemerkt kan worden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 15 augustus 2013 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens doodslag en het verbergen/wegmaken van het stoffelijk overschot. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 15 augustus 2021.

 

Op grond van artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en artikel 7 van de Penitentiaire maatregel (Pm) komen voor deelname aan een PP gedetineerden in aanmerking:

-    aan wie een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die vijf zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die een strafrestant hebben van minimaal vier weken en maximaal een jaar;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verblijfadres;

-    die hebben verklaard om bereid te zijn zich te houden aan de voorwaarden van het PP.

 

Op grond van deze artikelen spelen ook de volgende aspecten een rol:

-    de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict;

-    het detentieverloop (waaronder het gedrag van de gedetineerde, het nakomen van afspraken door de gedetineerde en zijn gemotiveerdheid);

-    het gevaar voor recidive;

-    de mate waarin de gedetineerde in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP;

-    de geschiktheid van de gedetineerde voor deelname aan een PP;

-    de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidstelling;

-    eventuele andere omstandigheden die zich tegen deelname verzetten.

 

Bij de beoordeling moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

 

Klagers verzoek is afgewezen, omdat het OM, de reclassering en de VC van de locatie De Schie negatief hebben geadviseerd over klagers deelname aan een PP.

 

De beroepscommissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat de reclassering op 29 mei 2020 negatief heeft geadviseerd over klagers deelname aan een PP. Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat de gesprekken tussen klager en de inrichtingspsycholoog inhoudelijk niets hebben opgeleverd, terwijl klager is veroordeeld voor een ernstig delict en hij het delict tot op heden ontkent te hebben gepleegd. Er is geen zicht op de omstandigheden rondom het delictgedrag en mogelijke risico´s, zo stelt de reclassering. Verder acht de reclassering diverse interventies noodzakelijk zoals een behandeling bij De Waag. De reclassering ziet problemen met klagers schulden, zijn huisvesting en fors middelengebruik in het verleden. Klager ontkent dat sprake is van problemen. De reclassering kan het recidiverisico, het risico op het onttrekken aan voorwaarden en het risico op letselschade niet inschatten. Daarnaast acht de reclassering het door klager opgegeven alternatieve adres, mede gelet op de informatie van klagers vader en de informatie van de politie, onstabiel en ongeschikt. Door klager is geen nieuw adres aangeleverd. De VC van de locatie De Schie en het OM volgen de reclassering in dit negatieve advies.

 

Klagers - overwegende - goede gedrag in detentie wordt overigens niet betwist.

 

Gelet op al het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet voldoet aan de gestelde voorwaarden als bedoeld in artikel 4 van de Pbw en artikel 7 van de Pm. Klager beschikt niet over een aanvaardbaar verblijfadres en de mate waarin klager in staat zal zijn om te gaan met de vrijheden tijdens zijn deelname aan het PP kan niet worden ingeschat. De bestreden beslissing kan - bij afweging van alle in aanmerking komende belangen - daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 22 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven