Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1454/GA, 7 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 07/1454/GA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 mei 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 juli 2007, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij de p.i. Vught. Klager en zijn raadsman mr. J.J. van Santbrink hebben bericht niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet uitreiken van een aan klager gerichte brief.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in zijn beroepschrift zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De bewuste brief is niet aan klager uitgereikt, omdat de inhoud ervan “discriminerend” zou zijn en “de veiligheid en orde in de inrichting in gevaar zou brengen”. In een identieke kwestie – toen werden op dezelfde gronden vier poststukken niet aan
klager uitgereikt – heeft de beroepscommissie klager bij uitspraak van 11 mei 2007, nr. 06/3290/GA, in het gelijk gesteld. Eerder zijn vier poststukken niet aan klager uitgereikt. Het daartegen gerichte beklag werd ongegrond verklaard door de
beklagrechter. Klager is van oordeel dat ook het onderhavige beklag, dat door de beklagcommissie ongegrond is verklaard, in beroep alsnog gegrond moet worden verklaard. Hij vraagt de beroepscommissie te bewerkstelligen dat hij de brief, die hij bij
zijn
overplaatsing vanuit Vught naar Ter Apel niet heeft meegekregen, alsnog in zijn bezit krijgt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers houding en gedrag hebben destijds aanleiding gegeven de bestreden beslissing te nemen. Inmiddels heeft de beroepscommissie bij uitspraak van 11 mei 2007, nr. 06/3290/GA, in een vergelijkbare kwestie geoordeeld dat onvoldoende concrete feiten en
omstandigheden naar voren zijn gekomen, die de conclusie rechtvaardigen dat bij uitreiking de orde en de veiligheid in de inrichting in het geding komen. De directeur kan geen andere argumenten aanvoeren dan hij destijds al heeft gedaan en dat zal wel
betekenen dat klager ook in het onderhavige geval aan het langste eind zal trekken.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 36, vierde lid, van de Pbw, kan de directeur de uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de navolgende belangen:
a. de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting;
b. de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;
c. de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
d. de bescherming van slachtoffers of anderszins betrokkenen bij misdrijven.
In het vijfde lid van artikel 36 van de Pbw staat (onder meer) vermeld dat die niet uitgereikte voorwerpen onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde bewaard kunnen worden.
In de huisregels van de p.i. Vught is in artikel 4.5.1 bepaald dat het voor de gedetineerden verboden is voorwerpen van discriminerende, aanstootgevende of militante aard onder hun berusting te houden.

Blijkens de daarvan opgemaakte mededeling van 6 maart 2007 heeft de directeur aan klager meegedeeld dat een aan klager gericht poststuk niet aan hem zal worden uitgereikt, omdat de inhoud ervan discriminerende en aanstootgevende tekst bevat. Ten
overstaan van de beklagrechter heeft de directeur hier nog aan toegevoegd dat bij uitreiking de orde en de veiligheid in de inrichting in gevaar zou worden gebracht.

Niet aannemelijk is geworden dat klager zijn gedachtegoed op de verblijfsafdeling openlijk naar buiten heeft gebracht of wenste te brengen. Nu ook overigens onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waardoor bij uitreiking van het
betreffende poststuk de orde en de veiligheid in de inrichting in gevaar had kunnen worden gebracht, moet worden geoordeeld dat de beslissing om dat poststuk niet uit te reiken in redelijkheid niet genomen had kunnen worden. Het beroep van klager zal
dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart het beklag alsnog gegrond en verstaat dat bedoelde brief alsnog aan klager zal worden uitgereikt.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. Van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 7 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven