nummer: 07/1280/GV
betreft: [klager] datum: 9 juli 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 april 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager had gedronken in de periode dat hij in Maashegge verbleef. Daarvoor is hij gesanctioneerd van 29 oktober 2006 tot 29 april 2007. De zes maanden zijn inmiddels verstreken. Aan klager worden geen
vrijheden verleend als het bureau terugdringen recidive hem geen interventie verleent. Klager is onlangs nog gevraagd of hij wil meewerken met een project van het c.a.d..
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verbleef eerder in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Wegens het gebruik van alcohol werd hij eind oktober 2006 teruggeplaatst naar een normaal beveiligde inrichting. Sinds dat moment is er niets gebeurd met de problematiek van klager.
Inmiddels draait TR ook in de gevangenis Roermond, waar klager verblijft. Het verzoek om verlof is afgewezen in afwachting van nader onderzoek TR. Een RISc en reïntegratieplan zullen uitwijzen welke interventies gewenst zijn om herhaling te voorkomen.
Ook zal door reclassering en gevangeniswezen een standpunt ingenomen worden wanneer vrijheden weer verantwoord worden geacht.
De directeur van de gevangenis Roermond heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens doodslag. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 14 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 13 maart 2008. Aansluitend dient hij
eventueel een subsidiaire hechtenis van vijf dagen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
De beroepscommissie stelt vast dat klager in het kader van zijn detentiefasering verbleef in een b.b.i. In oktober 2006 heeft klager zich onder invloed van alcohol gemeld bij de b.b.i. Inmiddels zijn meer dan zes maanden verstreken. Er is in die tijd
geen RISc afgenomen en geen reïntegratieplan vastgesteld. Klagers eerdere verloven zijn goed verlopen en zijn gedrag in de inrichting is positief. De beroepscommissie is van oordeel dat het thans afwijzen van klagers verlofaanvraag een onevenredige
sanctie vormt voor hetgeen in oktober 2006 is geschied.
Dit maakt dat de beslissing van de Minister zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen om binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden
beslissing nog ongedaan kunnen worden gemaakt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 juli 2007
secretaris voorzitter