Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1436/SGB, 12 juni 2007, schorsing
Uitspraakdatum:12-06-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/1436/SGB

Betreft: [klager] datum: 12 juni 2007

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.J.D. van Doleweerd,
namens

[...], verder verzoeker te noemen, thans verblijvende in de gevangenis Zoetermeer.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris d.d. 31 mei 2007, tot overplaatsing naar de gevangenis
Zoetermeer.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het op 6 juni 2007 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris d.d. 8 juni 2007.

1. De standpunten van verzoeker en de selectiefunctionaris
Door en namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker van mening is dat hij ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Weliswaar is er geen bezwaarschrift ingediend tegen de selectiebeslissing van 31 mei 2007, maar dat kon volgens verzoeker
achterwege blijven nu verzoeker zijn bezwaren tegen de (voorgenomen) selectiebeslissing uitgebreid kenbaar heeft gemaakt. In een dergelijk geval kan het indienen van een bezwaarschrift achterwege blijven. Verzoeker is van mening dat de beslissing
inhoudelijk onjuist is. Op zich is de reden waarom de directeur om overplaatsing van verzoeker heeft verzocht feitelijk juist, maar vormt dit geen reden voor overplaatsing. Verzoeker wordt als lastig gekwalificeerd. Dat lastig zijn betreft echter
veelal
niet meer dan gebruik maken van rechtsmiddelen. Verzoeker gaat inderdaad veelvuldig in beklag. Niet wordt daarbij vermeld dat hij die beklagzaken ook veelal wint. Hem wordt verweten dat hij zich bemoeit met problemen tussen medegedetineerden en
personeel. Hij probeert die problemen juist op te lossen door middel van discussie. Ook zou verzoeker zijn medegedetineerden op negatieve wijze wijzen op de hun toekomende rechten. Verzoeker begrijpt dit verwijt niet. Dit alles levert volgens verzoeker
geen reden voor overplaatsing op. Daarnaast is verzoeker van mening dat er geen sprake is van een evenwichtige belangafweging. Indien die door de selectiefunctionaris wel was toegepast, was hij niet overgeplaatst naar Zoetermeer. Door de overplaatsing
naar Zoetermeer wordt, indien er al sprake zou zijn van een probleem bij verzoeker, het probleem enkel verschoven naar een andere inrichting, terwijl verzoeker ernstig benadeeld wordt. Door de overplaatsing worden hem vele faciliteiten ontnomen. Zijn
studie en zijn werkzaamheden voor Respond en de Landelijke gedetineerden commissie komen hierdoor in het gedrang.
Verzoeker vraagt zich overigens af waarom in dit geval zo een spoed is betracht. Normaliter duurt het enkele weken alvorens de selectiefunctionaris een beslissing neemt en daarna nog maanden totdat een feitelijke overplaatsing plaatsvindt. In dit geval
geschiedde één en ander binnen enkele dagen.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris komt naar voren dat verzoeker door de directeur van de gevangenis te Alphen aan den Rijn is voorgedragen voor herselectie in verband met een ernstige verstoring van de goede orde en rust en veiligheid in
de inrichting. De selectiefunctionaris heeft op 31 mei 2007 beslist tot overplaatsing naar de gevangenis Zoetermeer. Tegen deze beslissing is geen bezwaarschrift ingediend, terwijl op de betreffende selectiebeslissing stond vermeld dat dit wel vereist
was. De selectiefunctionaris is daarom van mening dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.

2. De beoordeling
Verzoeker beroept zich ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek op het bepaalde in artikel 17, vijfde lid, van de Pbw. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is vooralsnog aannemelijk dat verzoeker voorafgaand aan het nemen van de
bestreden beslissing bezwaren kenbaar heeft gemaakt aan de selectiefunctionaris. Nu de beroepscommissie deze vraag omtrent de ontvankelijkheid van het beroep (en dus ook van het schorsingsverzoek) ten gronde zal beoordelen, acht de voorzitter
vooralsnog termen aanwezig om verzoeker ontvankelijk te achten in zijn verzoek.
Ten aanzien van dat verzoek stelt de voorzitter voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden
onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris zodanig onredelijk of onbillijk is, dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing van de
selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. Y.A.J.M. van Kuijck, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris op 12 juni 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven