Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0493/TA, 14 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:14-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Uitspraak

nummer: 07/493/TA

betreft: [klager] datum: 14 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [A].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van telefonisch contact van klager met zijn raadsman op 23 november 2006.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager mag altijd onbegeleid bellen. Hij heeft het gevoel dat hij op 23 november 2006 niet met zijn raadsman mocht bellen en daardoor onevenredig is beperkt in zijn recht op telefonisch contact met zijn raadsman. De inrichting liegt als zij zegt dat
hem
telefonisch contact met familie was verboden en dat men wel bereid was het telefoonnummer van zijn raadsman voor hem te bellen. Er was een medebewoner van zijn afdeling weggelopen tijdens verlof. Het personeel wilde daarover een gesprek voeren in de
huiskamer, maar klager is weggelopen omdat hij zijn raadsman wilde bellen. Dat is geweigerd omdat er eerst gepraat moest worden. Ook later die dag is hij niet in de gelegenheid gesteld om zijn raadsman te bellen.
Als al kan worden aangenomen dat klager wel de gelegenheid heeft gehad met zijn raadsman te bellen, is daaraan een oneigenlijke voorwaarde gesteld die de wet niet kent.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager mag altijd met zijn raadsman bellen, ook op 23 november 2006, maar is het niet eens met de wijze waarop dat wordt uitgevoerd. De heer [A] was niet zelf bij deze kwestie betrokken, maar herinnert zich wel dat het gebeuren door het personeel met
hem is besproken, in de zin zoals is aangevoerd bij de beklagrechter. De heer [A] kan zich niet voorstellen dat door het personeel een voorwaarde is gesteld aan telefonisch contact met een advocaat, zoals door klager aangevoerd; hooguit wordt gekeken
wanneer het schikt het telefooncontact te laten plaatsvinden.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan
dat klager op 23 november 2006 telefonisch contact met zijn raadsman zou zijn geweigerd wegens het niet willen spreken met het personeel.
Klager heeft weliswaar in zijn klaagschrift aangevoerd dat hij op 23 november 2006 niet met zijn raadsman heeft mogen bellen omdat hij het personeel niet wilde spreken. Echter, blijkens het verweerschrift van de inrichting bij de beklagcommissie van 8
december 2006 heeft klager op 23 november 2006 volgens afspraak drie keer met toestemming van de sociotherapie met zijn familie mogen bellen en is hem een volgend telefoongesprek geweigerd. Klager is daarna boos geworden en wilde met zijn raadsman
bellen. Dat is toegestaan maar heeft geen doorgang gevonden omdat klager het aanbod van een staflid om ter vaststelling van de identiteit van de raadsman diens telefoonnummer te draaien heeft geweigerd. Dit is ter zitting van de beroepscommissie
bevestigd door de heer [A], die zich de kwestie nog kon herinneren.
Voor zover klager meent dat hij er recht op heeft om direct, op elk door hem gewenst moment, zelf zijn raadsman te bellen, kan hij daarin niet worden gevolgd. Op grond van artikel 38, vierde lid, Bvt heeft hij het recht om met zijn raadsman te bellen
op
in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en mag daarop toezicht plaatsvinden uitsluitend ter vaststelling van de identiteit van de te bellen raadsman. Nu op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting moet worden aangenomen dat de
inrichting op 23 november 2006 klager heeft aangeboden het telefoonnummer van zijn raadsman te draaien ter vaststelling van de identiteit van die raadsman en klager daarvan geen gebruik heeft gemaakt, kan niet worden geoordeeld dat hem die dag zou zijn
verboden met zijn raadsman te bellen en evenmin dat dit zou samenhangen met het niet willen voldoen aan een daaraan door het personeel gestelde voorwaarde van het voeren van een gesprek over de omstandigheid dat een medebewoner van klagers afdeling
tijdens verlof was weggelopen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven