Nummer R-20/5842/GA
Betreft [Klager]
Datum 12 juli 2021
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen het feit dat hij niet tijdig inzage heeft gekregen in een dagrapportage.
De beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 8 januari 2020 het beklag ongegrond verklaard (ZN-2019-101). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De beklagrechter heeft de uitspraak van de RSJ van 19 november 2012, 12/1672/GA, genegeerd. Een gedetineerde moet toegang krijgen tot de dagrapportages, binnen een redelijke termijn van twee weken en indien de gedetineerde het verzoek daartoe heeft onderbouwd. Het maakt niet uit in welk dossier de dagrapportages zitten. De directeur weigerde ruim zes weken klager inzage te verschaffen tot de betreffende dagrapportage in het penitentiair dossier, terwijl hij daar recht op had en de aanvraag heeft onderbouwd. Klager had die dagrapportage nodig voor de RSJ-zitting van 14 oktober 2019. Hierdoor is hij in die zaak benadeeld. Klager verzoekt de uitspraak van de beklagrechter te vernietigen, zijn beroep gegrond te verklaren en de verzoeken uit zijn klaagschrift toe te wijzen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de – inmiddels vervallen – Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) uitkomst moet bieden in de beantwoording van de vraag of een gedetineerde inzage kan verkrijgen in de persoonsgegevens, in het bijzonder de gegevens uit zijn inrichtingsdossier, die door de directeur van de inrichting worden verwerkt (RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA).
Sinds 25 mei 2018 geldt de Wbp niet meer en is de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. Naast de AVG is er een aparte Richtlijn gegevensbescherming politie en justitie. Deze richtlijn is in Nederland per 1 januari 2019 geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). In artikel 1, onder d. van de Wjsg is bepaald dat onder tenuitvoerleggingsgegevens wordt verstaan persoonsgegevens of gegevens over een rechtspersoon inzake de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen, die in een dossier of een ander gegevensbestand zijn of worden verwerkt. Gelet op het feit dat de dagrapportage waarvan klager inzage wenst betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de straf, is de beroepscommissie van oordeel dat de Wjsg van toepassing is op zowel het penitentiair dossier als het inrichtingsdossier.
In het penitentiair dossier worden de in artikel 36 en 37 van de Penitentiaire maatregel (Pm) genoemde documenten opgenomen. Het gaat hierbij om onder andere selectie- en plaatsingsvoorstellen, registratiekaarten, eindrapportages, belangrijke justitiële documenten, uitslagen van urinecontroles, kopieën van strafrapporten en meldingen, documenten betreffende beklag- en beroepszaken, kopieën van correspondentie van de inrichting over de gedetineerde, intakeformulieren en samenvattingen van periodieke besprekingen over de gedetineerde in inrichtingsoverleggen. Over het inrichtingsdossier is in artikel 37, tweede lid, van de Pm enkel bepaald dat hierin de overige stukken die op de gedetineerde betrekking hebben worden opgenomen. Deze worden gerangschikt naar onderwerp in chronologische volgorde.
Het inzagerecht is geregeld in de artikelen 18, 21 en 51b van de Wjsg. Artikel 21, tweede lid, van de Wjsg bepaalt dat een verzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 22, eerste en tweede lid, van de Wjsg wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden of
e. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 25, tweede lid.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is, mede vanwege het ontbreken van een reactie van de directeur op het beroep van klager, in de onderhavige zaak niet gebleken dat sprake is van een van de gronden zoals genoemd in artikel 21, tweede lid, van de Wjsg.
Bij een afweging van de omvang van het inzagerecht zal de directeur in ogenschouw moeten nemen dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een effectief inzagerecht zal moeten inhouden het herkennen, begrijpen, controleren en – zo nodig – kunnen aanvechten van de gegevens. In de beslissing van de directeur op het verzoek om inzage zal de directeur moeten laten blijken dat hij hieromtrent een concrete afweging heeft gemaakt (vgl. RSJ 17 maart 2014, 13/2770/GA). Niet is gebleken dat de directeur ten aanzien van het verzoek van klager om inzage in een dagrapportage – die deel uitmaakt van zijn inrichtingsdossier – tijdig een dergelijke afweging heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van €10,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €10,=.
Deze uitspraak is op 12 juli 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R. Raat en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. B. van Kemenade, secretaris.
secretaris voorzitter