Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8066/GA, 1 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:01-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8066/GA

          

Betreft [Klager]

Datum 1 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan arbeid, voor de duur van twaalf dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, vanwege het hebben gerookt op de werkzaal, ingaande op 30 juni 2020.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel heeft op 3 september 2020 het beklag ongegrond verklaard (Ta 2020-258). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepsrechter heeft klager en de directeur van de PI Ter Apel in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De beslissing van de beklagrechter is oneerlijk en partijdig. Niet is overwogen dat andere gedetineerden enkel een waarschuwing hebben gehad en klager de enige is die disciplinair is gestraft.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn eerder ingenomen standpunt.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat, gelet op de stukken, klager in redelijkheid disciplinair kon worden gestraft voor het feit dat hij heeft gerookt op de werkzaal. Dat andere gedetineerden naar klagers zeggen enkel een waarschuwing zouden hebben gekregen, doet aan het voorgaande niet af. Ten aanzien van de strafmodaliteit en -hoogte overweegt de beroepscommissie als volgt.

 

Volgens de Landelijke Sanctiekaart 2019 (hierna: de Sanctiekaart) geldt dat voor het negeren van het rookverbod in beginsel een disciplinaire straf van maximaal twee dagen opsluiting in eigen cel kan worden opgelegd. Als de directeur ten nadele van een gedetineerde van de Sanctiekaart wil afwijken, moet die afwijking niet alleen gemotiveerd te worden, maar moet die motivering ook te worden opgenomen in de beslissing inzake de disciplinaire straf. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd, inhoudende een uitsluiting van deelname aan arbeid voor de duur van twaalf dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk. Deze strafmodaliteit en -hoogte heeft de directeur kennelijk ontleend aan een bepaling die in de huisregels van de PI Sittard is opgenomen, namelijk dat bij het niet naleven van het rookbeleid, zoals dat geldt op de arbeid, een disciplinaire straf van veertien uitsluiting van deelname aan arbeid aan de betreffende gedetineerde kan worden opgelegd.

 

In de beslissing heeft de directeur gemotiveerd waarom hij deze specifieke straf heeft opgelegd. De aan klager opgelegde disciplinaire straf is gebaseerd op de huisregels van de PI Sittard, waarbij rekening is gehouden met het feit dat roken gevaarzettend is en de inrichting de gebruikersvergunning voor de arbeid kan verliezen. Ook zijn de regels met betrekking tot roken de afgelopen jaren in verband met de volksgezondheid strenger geworden. In het voordeel van klager heeft de directeur meegewogen dat klager dit niet eerder heeft gedaan.

 

Gelet hierop wordt de modaliteit en de hoogte van de straf in dit geval niet als disproportioneel aangemerkt. Daarbij speelt ook mee dat klager alleen van arbeid werd uitgesloten en niet van de andere activiteiten. De directeur heeft derhalve in redelijkheid deze straf aan klager kunnen opleggen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 1 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.H. Koning en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. S.F.J.H. Niederer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven