Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6908/TA, 15 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6908/TA

    

           

Betreft [klager]

Datum 15 juni 2021

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de weigering tot vergoeding van reiskosten.

De beklagrechter bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 8 mei 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PN 2020/007). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager en zijn raadsman mr. A.R. Ytsma hebben bij afzonderlijke brieven tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is door zijn forse overgewicht aangewezen op een hulpvervoermiddel, zoals een scootmobiel, zodat hij zich buiten de kliniek kan verplaatsen naar zijn werk. De algemeen geldende regeling reiskostenvergoeding onbegeleid verlof lijkt te zijn geschreven voor de niet-hulpbehoevende patiënt die zich probleemloos kan verplaatsen van A naar B. Klager heeft behoefte aan zorg op maat. Hij maakt verplicht (en niet onverplicht) meer kosten om zich te kunnen verplaatsen dan een niet-hulpbehoevende. Klager verzoekt dan ook hem ontvankelijk te verklaren in zijn beklag en om toepassing van de reiskostenvergoeding in zijn specifieke geval. In zijn geval is sprake van omstandigheden die niet in de algemene regeling geregeld zijn. De instelling baseert zich op die algemene regeling en dat leidt voor klager tot onredelijke uitkomsten.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling persisteert bij hetgeen reeds in de beklagprocedure is ingebracht en verzoekt het beroep ongegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen.

 

3. De beoordeling

Volgens het bepaalde in artikel 56 van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) ontvangt een ter beschikking gestelde zo nodig een vergoeding voor een reis of reisgelegenheid naar de plaats van bestemming en voor de terugkeer, voor zover daarin niet bij een andere wettelijke regeling is voorzien. Klager acht deze noodzaak aanwezig, zodat naar het oordeel van de beroepscommissie sprake is van een beweerde schending van een recht, die beklagwaardig is als bedoeld in artikel 56, eerste lid onder e, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt). Klager kan derhalve in zijn klacht worden ontvangen.

Nu op grond van de stukken voldoende aannemelijk is dat de kosten van klager zien op het onderhoud van zijn scootmobiel en de verzekering ervan, is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake is van gemaakte reiskosten, zoals bedoeld in artikel 56 Rvt en uitgewerkt in de regeling reiskostenvergoeding onbegeleid verlof. Nu er verder geen andere regeling is of sprake van schending van enig recht, zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in het beklag, maar dit beklag ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 15 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven