Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6791/TA, 15 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6791/TA

    

Betreft [klager]

Datum 15 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a. De separatiemaatregel d.d. 9 augustus 2019 (RV 2019-189);

b. De verlenging van de separatiemaatregel d.d. 4 september 2019 (RV 2019-263);

c. De verlenging van de separatiemaatregel d.d. 3 oktober 2019 (RV 2019-329);

d. De afzonderingsmaatregel d.d. 17 oktober 2019 (RV 2019-450).

 

De beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling) heeft op 21 april 2020 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De instelling is ten onrechte ervan uitgegaan dat klager betrokken was bij handel in verdovende middelen. Klager betwist uitdrukkelijk dat hij hierbij betrokken is geweest.

Ook is klager niet uit contact met de staf geweest of is sprake geweest van het afplakken van zijn contactluik. De separatiemaatregel van 9 augustus 2019 is dan ook onredelijk en onbillijk en daarmee ook alle verlengingen en daarop volgende maatregelen. Dat de instelling vanaf 21 augustus 2019 klager meerdere malen heeft aangeboden om terug te keren naar afzondering op zijn eigen kamer en klager dit heeft geweigerd, doet daar niets aan af. Klager is in zijn vertrouwen geschaad, doordat zijn verlof meerdere keren is stilgelegd en er maatregelen zijn opgelegd wegens het vermoeden dat klager betrokken was bij handel in verdovende middelen, zonder dat de instelling hiervoor concrete aanwijzingen had. Voorts is het niet zo dat klager allerlei eisen heeft gesteld. Afzondering op een andere afdeling had volstaan. Hij wil graag overgeplaatst worden naar FPC de Kijvelanden. De instelling heeft het ministerie gemeld klager in afwachting van overplaatsing naar de Kijvelanden op een andere afdeling te plaatsen voor observatie en nader diagnostisch onderzoek. Dat had al tijdens de maatregelen moeten gebeuren. Verder heeft klager vanaf 21 augustus 2019 verzocht om geplaatst te worden in de afzonderingsruimte op het separeerblok, maar daar is geen gehoor aan gegeven omdat er geen plek zou zijn geweest. Klager wilde meewerken aan het verkrijgen van een lichtere maatregel en hem kan niet worden verweten dat de afzonderingsruimtes vol waren. De instelling was ook van mening dat een lichtere maatregel volstond en had uit zorg een afzondering op een andere afdeling moeten aanbieden.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

De instelling stelt zich op het standpunt dat de maatregelen op goede gronden zijn opgelegd en dat het voortduren ervan tot 31 oktober 2019 proportioneel was. Anders dan klager stelt, was de mogelijke betrokkenheid van klager bij handel in verdovende middelen in de instelling niet de enige aanleiding voor oplegging van de separatiemaatregel. De separatiemaatregel werd tevens noodzakelijk geacht in verband met klagers houding en gedrag op 8 en 9 augustus 2019. Klager weigerde in gesprek te gaan, heeft meermaals zijn contactluik afgeplakt en trad volledig uit contact. Vanaf 21 augustus 2019 is aan klager de mogelijkheid geboden om terug te keren naar zijn eigen behandelafdeling. Klager heeft dit geweigerd en heeft aangegeven te willen terugkeren naar een afzonderingsruimte op een andere afdeling, hierin is de instelling niet meegegaan. Klager wilde overgeplaatst worden naar FPC de Kijvelanden en tot aan de overplaatsing niet meewerken aan een terugkeer naar de eigen afdeling. Om deze reden is klagers separatiemaatregel per 4 september 2019 en per 3 oktober 2019 verlengd. Op 17 oktober 2019 is klagers houding ten aanzien van de afzonderingsmaatregel veranderd. Hij wilde niet terugkeren naar zijn eigen afdeling, maar hij ging wel akkoord met een plaatsing in de afzonderingsruimte, waarvoor een afzonderingsmaatregel is opgelegd die tot 31 oktober 2019 heeft voortgeduurd.

 

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Ook naar het oordeel van de beroepscommissie kon de eerste separatiemaatregel in redelijkheid worden opgelegd in verband met de ontvangen signalen over mogelijke betrokkenheid van klager bij de handel in verdovende middelen en zijn houding en gedrag, teneinde de orde en veiligheid in de instelling te kunnen handhaven. De opvolgende beslissingen kunnen evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt gelet op klagers houding en zijn weigering in te gaan op de hem door de instelling vanaf 21 augustus 2019 meermalen geboden mogelijkheid om terug te keren naar zijn eigen afdeling. De maatregelen hebben ook niet langer dan noodzakelijk geduurd. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 15 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven