Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/8004/GA, 14 juni 2021, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/8004/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 14 juni 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 3 juni 2020 klagers verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

Klager heeft daartegen beklag ingesteld. De beklagcommissie bij de locatie Esserheem heeft op 4 september 2020 het beklag ongegrond verklaard (Eh-2020/000283). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De directeur was niet beslissingsbevoegd. Dit was in de beklagprocedure al aangevoerd maar de beklagcommissie heeft hier geen overweging aan gewijd terwijl dit tot gegrondverklaring van de klacht diende te leiden. Uit artikel 32, tweede lid onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) volgt dat enkel de minister beslist ten aanzien van verzoeken van gedetineerden aan wie een, al dan niet onherroepelijke, gevangenisstraf is opgelegd voor de duur van meer dan twee jaar. Klager zat ten tijde van de bestreden beslissing een (niet onherroepelijke) gevangenisstraf uit voor de duur van 42 maanden. Daarnaast is de beslissing onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Klager heeft op 2 juni 2020 een verlofaanvraag ingediend voor 16 juni 2020. Op het moment van indiening was duidelijk dat sommige getroffen coronamaatregelen werden afgeschaald. Op het moment van de beslissing op 3 juni 2020 was bekend dat incidenteel verlof weer mogelijk was en dat de verloven vanaf 16 juni 2020 zeer waarschijnlijk in de volle breedte verleend zouden worden. Deze omstandigheden had de directeur in zijn overwegingen moeten betrekken. Klager verzoekt om een tegemoetkoming van €50,- nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken. Klager is inmiddels in vrijheid gesteld.

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling

Klager was sinds 4 maart 2019 gedetineerd. Hij was in eerste aanleg veroordeeld wegens diefstal met geweld. Op 13 oktober 2020 is de preventieve hechtenis opgeheven en is klager in vrijheid gesteld.

Klager heeft op 2 juni 2020 verzocht om incidenteel verlof op 19 juni 2020, omdat hij zijn vrouw en kind al vier maanden niet gezien heeft. Klagers vrouw is niet in staat tot reizen. Dit verzoek is op 3 juni 2020 door de vrijhedencommissie besproken. Op een ongedateerd briefje staat de volgende terugkoppeling: “Wij kunnen hier momenteel niets mee. Ivm Corona maatregelen gaat er gewoon alleen per hoge uitzondering iemand uit (bij op handen zijnde sterfte bijv). Wel blijven volgen zegt de directeur want de situatie t.o.v. verloven in Coronatijd kan zo weer veranderen”.

Op grond van artikel 32, eerste en tweede lid onder l, van de Regeling, beslist de minister op een verzoek om incidenteel verlof indien de gedetineerde, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan twee jaar. Namens klager is aangevoerd dat hij een niet onherroepelijke gevangenisstraf uitzat voor de duur van 42 maanden. Dit is niet weersproken door de directeur. De beslissing van de directeur op klagers verzoek om incidenteel verlof is derhalve onbevoegd genomen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie volstaat met de gegrondverklaring van het beroep en zal de stukken niet doorsturen naar de minister om daarop alsnog een beslissing te nemen, nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld. De beroepscommissie ziet geen aanleiding tot het toekennen van een tegemoetkoming, omdat, gelet op de brief van de minister aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 29 mei 2020 en de beperkte verlofmogelijkheden op dat moment, niet met zekerheid is te zeggen dat klager incidenteel verlof zou zijn verleend.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 14 juni 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. D.W.J. Vinkes, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven