Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7952/GA, 27 oktober 2021, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-20/7952/GA           

Betreft [klager]

Datum 27 oktober 2021

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur van 31 januari 2020 tot het opleggen van toezichtsmaatregelen aan klager in verband met zijn plaatsing op de GVM-lijst.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 1 september 2020 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €50,- (R-2020-69). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, klager en zijn raadsman mr. D. Wijburg via een telehoorvoorziening gehoord op de zitting van 19 mei 2021 op het secretariaat van de RSJ.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Klager verblijft sinds 31 januari 2020 in de PI Roermond en is op de GVM-lijst geplaatst met de status ‘Hoog’. De toezichthoudende maatregelen zijn opgelegd na een zorgvuldige belangenafweging. Klager is gehoord op 31 januari 2020 om in alle zorgvuldigheid een beeld te kunnen vormen van klager die nog maar heel kort in de PI Roermond verblijft.

Tijdens het horen gaf klager aan belang te hechten aan het onbeperkt kunnen bellen. Op grond van artikel 39 van de Penitentiaire beginselenwet heeft een gedetineerde het recht ten minste eenmaal per week gedurende 10 minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Klager mocht in het begin 15 minuten per dag en sinds de invoering van de coronamaatregelen 20 minuten per dag en in het weekend 30 minuten bellen. Hiermee is ruimschoots voldaan aan klagers recht om te mogen bellen. Op grond van het GRIP-rapport acht de directeur het noodzakelijk de contacten van klager maximaal en volledig te monitoren. Klager mag enkel gescreende nummers bellen. Tevens wordt door het personeel toezicht gehouden op de belduur.

Verder wilde klager graag op zaterdag bezoek van zijn vrouw en kinderen. Klager verblijft in voorarrest in het huis van bewaring, alwaar volgens het dagprogramma op zaterdag geen bezoekmomenten zijn. Voor klager wordt hierop geen uitzondering gemaakt. Bovendien is er geen extra personeel om op zaterdag toezicht te kunnen houden op het bezoek van klager. Naast het maximaal en volledig monitoren van de contacten van klager met de buitenwereld is het van belang, gezien de criminele contacten van klager, voorafgaand aan zijn bezoek te weten welke personen toegang krijgen tot de inrichting. Daarom dient klager schriftelijk aan te geven welke personen hij wenst te ontvangen. Over deze personen wordt advies opgevraagd bij het GRIP.

In de afweging tussen enerzijds het uitvoeren van een humane detentie waarbij de rechten van klager zo veel mogelijk worden gerespecteerd en gediend versus het belang de orde, rust en veiligheid van de inrichting te bewaren, heeft in dezen het risico op verstoring van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting en de veiligheid van het personeel een uiterst belangrijke rol gespeeld. De beperkingen die aan klager zijn opgelegd zijn, afgewogen tegen het te lopen onaanvaardbaar risico, gerechtvaardigd.

De opgelegde maatregelen zijn opgelegd in relatie tot:

-    Het lidmaatschap van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) welke macht en middelen heeft een bevrijding van klager te organiseren.

-    Het genoemde CSV wordt in verband gebracht met feiten welke een ernstige verstoring van de rechtsorde in Nederland heeft veroorzaakt.

-    Voorkomen dient te worden dat klager contacten onderhoud met leden van een CSV.

-    Klager is verdachte in een lopend strafrechtelijk onderzoek.

-    Er bestaat een reële dreiging op het leven van klager gezien de onrust in de in de media genoemde Mocro-maffia alsmede de kennis die klager heeft binnen het CSV.

Volgens het GRIP-rapport zijn er aanwijzingen dat klager mogelijk zou willen ontvluchten, waarbij hulp van buiten aannemelijk is. Klager wordt gelieerd aan het CSV van de heer T. en de heer R., die over veel middelen zoals geweldbereidwillige personen en geld beschikken om een uitbraak te ondersteunen.

De directeur meent dat het beklag van klager wel enkel was gericht op het bellen. De directeur is verantwoordelijk voor de orde en veiligheid in de inrichting en heeft op basis van het GRIP-rapport een risico-afweging gemaakt. De GRIP-rapportage is wel degelijk onderbouwd. De directeur bevestigt dat klager goed gedrag toont in de inrichting, maar dat maakt de afweging niet anders. De aan klager opgelegde beperkingen zijn minimaal, er is geen recht geschonden.

De directeur licht toe hoe de afweging procedureel plaatsvindt. Het bureau interne veiligheid van de inrichting informeert bij de ketenpartners en het GRIP. Tevens wordt elke maand overwogen of verruiming en afschaling van de maatregelen mogelijk is.

Standpunt van klager

Uit de stukken blijkt niet dat de opgelegde toezichtsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het gaat daarbij om meer dan alleen het onder toezicht mogen bellen. Klager meent dat de opgelegde maatregelen ongerechtvaardigd zijn. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie blijkt dat de directeur een belangenafweging dient te maken. Deze belangenafweging dient inzichtelijk te zijn en schriftelijk te worden onderbouwd. Klager meent dat hier niet aan wordt voldaan. De GRIP-informatie waar naar wordt verwezen is enkel een samenvatting van de strafbare feiten waarvan klager wordt verdacht. Klager wijst erop dat zijn beroep tegen zijn overplaatsing van de PI Achterhoek naar de locatie Roermond door de beroepscommissie gegrond is verklaard (RSJ 3 december 2020, R-20/6728/GB). Er zijn geen concrete omstandigheden voor ontvluchtingsgevaar. Er is geen relatie tussen klager en de ontsnappingspoging in de PI Achterhoek. Klager toont goed gedrag in de inrichting. Ook in de PI Achterhoek had klager een GVM-status, maar dat vormde geen aanleiding tot het treffen van toezichtsmaatregelen.

 

3. De beoordeling

Op 31 januari 2020 heeft de directeur aan klager in totaal 15 toezichtsmaatregelen opgelegd, onder andere met betrekking tot bezoek, telefoneren, ontvangst en verzending van poststukken, celinspecties, fouillering, visitaties en vervoer. Klager is geplaatst op de GVM-lijst met risicoprofiel ‘Hoog’.

 

De directeur heeft een discretionaire bevoegdheid waar het betreft de oplegging van maatregelen aan gedetineerden die op de GVM-lijst zijn geplaatst. Bij de oplegging van maatregelen geldt – volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie - het volgende.

a. Er moet sprake zijn van een noodzaak voor het opleggen van de onderhavige toezichtmaatregelen;

b. De directeur dient de gedetineerde voorafgaand aan de beslissing te horen;

c. De directeur dient een eigen belangenafweging te maken en kan zijn beslissing niet slechts baseren op de plaats en status van verzoeker op de GVM-lijst; en

d. De directeur dient maandelijks te toetsen of sprake is van de noodzaak van voortduring van de maatregelen.

De belangenafweging, die in het kader van de discretionaire bevoegdheid van de directeur plaatsvindt, moet toetsbaar en dus kenbaar zijn. Dat betekent dat de in dit kader gemaakte belangenafweging evenals de inhoud van het horen van de gedetineerde op enigerlei wijze schriftelijk moeten worden vastgelegd. De beslissing tot oplegging van de maatregelen moet worden genomen op basis van de binnengekomen informatie van het GRIP, de visie van de directeur en informatie die de gedetineerde zelf verstrekt. Het horen van de gedetineerde dient dus te geschieden ten behoeve van én voorafgaand aan de door de directeur te maken belangenafweging.

Hoewel in de schriftelijke mededeling van de beslissing slechts op summiere wijze op voornoemde punten wordt ingegaan, is de beroepscommissie van oordeel dat voor klager de redenen voor de toezichtsmaatregelen en de hierbij door de directeur gemaakte belangenafweging voldoende kenbaar moet zijn geweest. In de schriftelijke mededeling wordt immers verwezen naar de feiten die het volgens de directeur noodzakelijk maken de toezichtsmaatregelen op te leggen. De directeur verwijst naar aanwijzingen voor ontvluchtingsgevaar en dat klager gelieerd is aan het CSV van enkele andere personen die over veel middelen beschikken om een uitbraak te ondersteunen. De beroepscommissie merkt hierbij op dat de toezichtsmaatregelen zijn opgelegd op de dag van klagers overplaatsing vanuit de PI Achterhoek, alwaar kort daarvoor op 19 januari 2020 een ontvluchtingspoging – overigens niet van klager zelf – heeft plaatsgevonden. Gelet hierop meent de beroepscommissie dat de context van de opgelegde toezichtsmaatregelen klager duidelijk moet zijn geweest. De directeur heeft klager voorafgaand aan de beslissing gehoord en aangegeven dat aan de hand van de ontvangen informatie en rapportages een belangenafweging is gemaakt. De directeur verwijst in de schriftelijke mededeling naar zijn verantwoordelijkheid voor klagers veiligheid en de veiligheid in de inrichting. Daarmee moet voor klager duidelijk zijn geweest welk belang de directeur voor ogen heeft gehad.

In beklag en beroep verwijst klager naar het feit dat hij in de PI Achterhoek ook op de GVM-lijst stond, maar dat hem daar desondanks geen toezichtsmaatregelen zouden zijn opgelegd. Klager was niet betrokken bij de ontsnappingspoging in de PI Achterhoek en toont goed gedrag in de inrichting. Er wordt volgens klager uitgegaan van onjuiste informatie. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur hierin geen aanleiding hoeven te zien de toezichtsmaatregelen niet op te leggen. De directeur heeft op de dag van klagers binnenkomst in de inrichting op basis van GRIP-informatie een risico-inschatting moeten maken. Dat volgens klager kennelijk in de PI Achterhoek een andere inschatting is gemaakt, maakt niet dat de directeur van de locatie Roermond hieraan gebonden is. 

Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 27 oktober 2021 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. S. Bijl en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven