Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1770/GV, 13 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1770/GV

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Ben Tarraf, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Nu aan klager geen inzicht is geboden in de adviezen van het openbaar ministerie, de politie en de
inrichting, is de beslissing genomen in strijd met het motiveringsbeginsel. Voor klager is immers niet na te gaan hoe de inschatting van eventuele risico’s heeft plaatsgevonden. Ook is er sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel nu klagers
belangen onvoldoende zijn meegewogen en er geen raadpleging van de reclassering heeft plaatsgevonden. De enkele reden voor de afwijzing is – volgens de Minister – gelegen in een negatief advies van de politie ten aanzien van het verlofadres. Aan
klager
zou in een dergelijk geval de mogelijkheid moeten worden geboden een ander verlofadres op te geven.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Aan klager is geen verlof verleend in verband met een negatief advies van de politie ten aanzien van het verlofadres. In dit advies wordt aangegeven dat er gevaar bestaat voor een ernstige verstoring van de openbare orde alsook een risico voor
maatschappelijk onrust, gelet op de bij de politie bekende problemen op het door klager opgegeven verlofadres. Bij navraag door de selectiefunctionaris, gaf de politie Zoetermeer te kennen dat het adres bekend staat als een plaats waar verdovende
middelen en wapens aanwezig zouden zijn.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zoetermeer heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het toekennen van algemeen verlof.
De politie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd met betrekking tot het verlofadres van klager, zulks in verband met bekende problemen op dat adres.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden met aftrek, wegens – kortweg – opzettelijke overtreding van het bepaalde in artikel 2 van de Opiumwet. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans 30
januari 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt voorop dat niet aannemelijk is geworden, dat het nemen van de bestreden beslissing onvoldoende zorgvuldig zou zijn geschied, terwijl de motivering die beslissing ook kan dragen. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris
en het advies van de politie te Zoetermeer komt naar voren dat er bezwaren bestaan ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres. Dat adres staat – volgens de politie Zoetermeer – bekend als een adres waar strafbare feiten (kunnen) worden
gepleegd, terwijl klager daarnaast als veelpleger bekend staat. Het verlofadres wordt daarom niet aanvaardbaar geacht. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een zodanige contra-indicatie vormt voor verlofverlening dat deze,
ondanks de positieve adviezen van de inrichting en het openbaar ministerie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de
weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.J. van Oostveen en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 augustus 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven