Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1778/GV, 13 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:13-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1778/GV

betreft: [klager] datum: 13 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 juli 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de adviezen van de politie en het openbaar
ministerie. Ook vindt hij dat het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) van de gevangenis Lelystad zijn werk niet goed heeft gedaan. Hij is van mening dat zij onvoldoende doen om zijn detentiefasering te bespoedigen. Klager zit nu in de
laatste twaalf maanden van zijn detentie en zou dus in aanmerking moeten komen voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting. Klager zal zijn verlof doorbrengen bij zijn eigen kind. Hij begrijpt daarom niet waarom dat verlofadres niet acceptabel
wordt geacht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Door het arrondissementsparket Utrecht is negatief geadviseerd op de verlofaanvraag van klager. Daartoe heeft de officier van justitie inlichtingen gevraagd bij de politie. Hoewel niet hard gemaakt kan worden dat klagers ex-echtgenote door hem onder
druk is gezet om haar adres als verlofadres te mogen gebruiken, heeft het daar wel de schijn van. De omstandigheid dat die ex echtgenote het huis gedurende het verlof zal verlaten lijkt niet acceptabel. Klager heeft inmiddels het adres van zijn ouders
opgegeven als verlofadres, maar deze hebben niet gereageerd op het verzoek om dit te bevestigen. Ook heeft het openbaar ministerie andermaal negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Een medewerker van het b.s.d. heeft desgevraagd
aangegeven
contact te hebben gehad met klagers ex-echtgenote en deze heeft toen verklaard dat zij niet aanwezig zal zijn als klager verlof krijgt maar dat zij geen bezwaar heeft tegen contact van klager met haar kinderen. De ex-echtgenote gaat wel vier weken met
haar kinderen op vakantie. Eventueel verlof om die reden zou daarom pas daarna plaats kunnen vinden. De selectiefunctionaris geeft aan dat een volgend verlof in overleg met klagers ex-echtgenote plaats zou kunnen vinden. In dat geval kan eventueel als
bijzondere voorwaarde worden bepaald dat de politie over dit verlof moet worden geïnformeerd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft zich onthouden van advies ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Utrecht heeft aangegeven negatief te adviseren. Daarbij is met name ingegaan op de problematiek rond klagers verlofadres en de verhouding tussen de ex-echtelieden.
De politie Utrecht heeft aangegeven dat klagers ex-echtgenote tegenover de wijkagent heeft aangegeven geen bezwaar te hebben als klager zijn verlof op haar adres zal doorbrengen maar dat zij dan niet aanwezig zal zijn.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens poging tot doodslag, meermalen gepleegd. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 juni 2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris en uit de adviezen van het openbaar ministerie en de politie, alsook uit de inlichtingen van de directeur van de gevangenis Lelystad komt naar voren dat er ernstige twijfels bestaan aan de
aanvaardbaarheid
van klagers verlofadres. Die omstandigheid vormt een contra-indicatie voor verlofverlening, die de afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve moet de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en
gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.J. van Oostveen en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 augustus 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven