Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/21557/SGA, 2 juni 2021, schorsing
Uitspraakdatum:02-06-2021

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          21/21557/SGA            

           

Betreft verzoeker        Datum 2 juni 2021

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Sittard (hierna: de directeur) heeft beslist verzoeker (levenslang gestrafte) in te sluiten tijdens de arbeidsuren waar verzoeker niet aan wil deelnemen.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Door verzoeker is aangevoerd dat hij niet verplicht is om naar de arbeid te gaan om te werken, omdat hij arbeidsongeschikt is en tevens levenslang gestrafte is.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker in eerste aanleg is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Op grond van vaste jurisprudentie van de RSJ is verzoeker derhalve niet verplicht om te werken. Dat zou inhouden dat verzoeker geen loon krijgt en tijdens de voor de arbeid bestemde uren in zijn cel zou moeten verblijven. Dat wil verzoeker niet. Verzoeker is niet arbeidsongeschikt verklaard, aldus de directeur. In overleg met de inrichtingspsycholoog is met verzoeker de afspraak gemaakt dat hij twee middagen per week deelneemt aan de arbeid. Uit de rapportage van de arbeid blijkt echter dat verzoeker weigert te werken, aldus de directeur. Verder voert de directeur aan dat verzoeker geen disciplinaire straf of ordemaatregel is opgelegd.

De voorzitter overweegt dat de beroepscommissie ten aanzien van de arbeid heeft geoordeeld dat het uitgangspunt is dat voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij als uitgangspunt dient te blijven gelden voor alle gedetineerden, maar dat een levenslang gestrafte niet verplicht is om te werken. Hierbij dient gekeken te worden naar de individuele omstandigheden van de betreffende gedetineerde. De voorzitter overweegt verder dat gedetineerden op grond van artikel 21 van de Penitentiaire beginselenwet in een regime van beperkte gemeenschap in de gelegenheid worden gesteld gemeenschappelijk aan activiteiten deel te nemen. Overigens houden zij zich in de voor hen persoonlijk dan wel voor de gemeenschappelijke onderbrenging van gedetineerden bestemde verblijfsruimte op (RSJ 21 augustus 2014, 14/1296/GA en RSJ 13 juli 2017, 16/4060/GA). De directeur heeft aangegeven dat verzoeker niet arbeidsongeschikt is bevonden en dus in staat is om te werken. Verzoeker heeft daarover ook een afspraak gemaakt met de inrichtingspsycholoog, namelijk om twee middagen per week te werken. Verzoeker weigert echter deel te nemen aan de arbeid. Gelet op al het voorgaande en naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, kan de beslissing van de directeur, om verzoeker in te sluiten in zijn eigen cel tijdens de uren die hij niet aan de arbeid wil deelnemen, niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 2 juni 2021 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven