Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/0367/TA, 1 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:01-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/367/TA

betreft: [klager] datum: 1 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van het Centrum voor Forensische Psychiatrische Zorg Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 7 februari 2007 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 juni 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is gehoord namens het hoofd van voormelde inrichting, de heer [...], hoofd behandeling.
Klager heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het niet uitreiken van een schriftelijke mededeling van de beslissing dat klager zijn afdeling niet mocht verlaten, zolang hij niet zijn huishoudelijke taken had verricht.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagrechter heeft klager een tegemoetkoming toegekend van € 4,=.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Artikel 8.11.2 van de huisregels luidt, voor zover hier van belang, : ‘Op elke afdeling is een rooster van huishoudelijke activiteiten waarbij de activiteiten onder de patiënten verdeeld is. De patiënt is verplicht onbezoldigd de aan hem toegewezen
huistaken te vervullen. (-).’
Artikel 8.11.3 bepaalt: ‘De patiënt die weigert zijn huistaken te verrichten, kan worden verplicht op de afdeling te blijven tot het moment dat hij zijn huistaken wel heeft verricht. Er is dan geen sprake van het opleggen van afdelingsarrest. De
patiënt
heeft immers alleen bewegingsvrijheid buiten de afdeling, onder deze voorwaarde.’

Op 31 juli 2006 is klager medegedeeld dat hij geen bewegingsmogelijkheden buiten de afdeling heeft totdat hij zijn huistaken conform de gemaakte afspraken heeft uitgevoerd. In de loop van diezelfde dag verrichtte klager zijn huistaken, waarna hij de
afdeling weer kon verlaten. Aangezien geen sprake is geweest van afdelingsarrest wordt aan klager geen schriftelijke mededeling van een beklagwaardige maatregel uitgereikt.

Artikel 8.11.3 van de huisregels is tot stand gekomen mede naar aanleiding van de uitspraak van de beklagcommissie bij de inrichting van 21 juni 2005. In deze uitspraak werd geoordeeld dat er geen sprake is van afdelingsarrest nu klager niet wordt
beperkt in zijn recht op een periodiek verblijf buiten de afdeling als hij zijn huistaken verricht. Wanneer klager deze taken niet verricht, heeft hij krachtens de huisregels geen recht op een periodiek verblijf buiten de afdeling. Door welbewust zijn
huistaken, waartoe klager ingevolge artikel 46 Bvt overigens verplicht is, niet te verrichten verspeelt hij zijn recht op verblijf buiten de afdeling.

Uit de memorie van toelichting op artikel 33 Bvt (Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 445, nr. 3, p. 41) blijkt dat sprake is van afdelingsarrest als de verpleegde krachtens de huisregels recht heeft op een periodiek verblijf buiten de afdeling.
Op
grond van de huisregels had klager echter geen recht op verblijf buiten de afdeling. Er kan derhalve geen sprake zijn van afdelingsarrest, waardoor de verplichting om ingevolge artikel 54, eerste lid, onder a Bvt een mededeling uit te reiken, komt te
vervallen.

De huisregels zijn op dit punt heel duidelijk. Huishoudelijke werkzaamheden moeten worden verricht. Het is van belang dat er één lijn wordt getrokken in de inrichting, anders ontstaan er grote verschillen per afdeling.

De uitspraak van de beklagrechter dient op dit onderdeel vernietigd te worden.

Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Volgens de huisregels van de inrichting en naar klagers eigen mening heeft de beklagrechter een juiste uitspraak gedaan.

3. De beoordeling
Op 31 juli 2006 is klager op de afdeling medegedeeld dat hij geen bewegingsmogelijkheden buiten de afdeling heeft totdat hij zijn huistaken conform de afspraken heeft uitgevoerd. In de loop van diezelfde dag heeft klager zijn huistaken verricht, waarna
hij de afdeling heeft kunnen verlaten.

Artikel 46, eerste lid, Bvt schrijft voor: ‘de verpleegde is niet verplicht binnen de inrichting werkzaamheden te verrichten, behoudens (a. ...) b. deze werkzaamheden van huishoudelijke aard zijn en betrekking hebben op de ruimten waar zij verblijven, de
persoonlijke verblijfsruimte daaronder begrepen.’

In de artikelen 8.11.2 en 8.11.3 van de huisregels van de inrichting wordt bepaald dat de patiënt verplicht is de aan hem toegewezen huistaken te vervullen en dat de patiënt die weigert zijn huistaken te verrichten, kan worden verplicht op de afdeling
te blijven tot het moment dat hij zijn huistaken wel heeft verricht.

De aan klager opgelegde verplichting om op de afdeling te verblijven totdat hij zijn huistaken zou hebben verricht, valt - mede gelet op hetgeen op grond van de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen - niet aan te merken als afdelingsarrest als
bedoeld
in artikel 33 Bvt, terwijl de hiergenoemde bepalingen uit de huisregels niet in strijd komen met hogere wet- en rgelgeving. Voor de inrichting heeft derhalve geen verplichting bestaan een schriftelijke mededeling uit te reiken aan klager omdat hij de
afdeling niet mocht verlaten.

Het beroep zal gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortman en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 1 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven